De Nieuwe Stappenstrategie

De Trias Ecologica is toe aan vernieuwing. De inhoudelijk kloppende strategie heeft er ondanks overheidssturing, subsidies en stijgende energieprijzen niet voor gezorgd dat we qua duurzame energievoorziening flink vooruit zijn gegaan. Cradle to Cradle heeft een nieuw licht geworpen op de aanpak van duurzaam bouwen. Dit vraagt om een herziening van de Trias. Hier presenteer ik de Nieuwe Stappenstrategie, die stromen sluit en verbindt en die duurzame ontwikkeling economisch een stuk haalbaarder maakt.

Iedereen kent de Trias Ecologica of de energetische vertaling daarvan, de Trias Energetica. Even ter herinnering: stap 1: verminder de vraag; stap 2: gebruik duurzame bronnen; stap 3: vul de resterende vraag efficiënt en schoon in. Sinds het einde van de jaren tachtig heeft deze strategie het denken over duurzaam bouwen gestuurd, en terecht. De drie eenvoudige stappen vormen een goede basis voor een gedegen aanpak van verschillende stromen in de bouw. Als elk project strikt volgens de Trias wordt aangepakt, is een duurzamer gebouw het gevolg.

Toch zijn we in bijna twintig jaar van Trias Ecologica weliswaar vooruitgegaan, maar niet met grote sprongen. Zeker de duurzaamheid van de energievoorziening is nog marginaal: slechts 2 procent wordt in Nederland duurzaam opgewekt, een voor Europa dramatisch laag getal. Ondanks overheidssturing, subsidies en stijgende energieprijzen zijn duurzame bronnen nog vaak te kostbaar om direct na de besparingsstap in te zetten in de Trias.

Daarnaast kom ik geregeld verwisseling van stap 1 en 3 tegen. Er zijn horden installateurs die menen dat hun energiezuinige installatie leidt tot energievraagvermindering en dus vallen onder de eerste stap ("Start met een HR107-ketel!"). Dat is natuurlijk niet zo: de eerste stap is gericht op (steden)bouwkundige maatregelen die de vraag verminderen, passieve maatregelen die geen hulpenergie vragen. Hoe dan ook, een verheldering van de stappen is wenselijk.

Nederland is al anderhalf jaar in de ban van Cradle to Cradle, en terecht. Los van de vraag of het hier om oude wijn in nieuwe zakken gaat, betekende de visie een aardverschuiving die vijftien jaar overheidsstimulering niet heeft kunnen bewerkstelligen. De markt wil het nu zelf! Voor mij zit de belangrijkste boodschap van Braungart & McDonough in het diepe besef dat minder goed bouwen simpelweg niet goed genoeg is, en dat we dus naar een volledig goede wijze van bouwen moeten.
Toch beklijven van de filosofie bij de meeste mensen de materiaal- en productvoorbeelden, niet de gebouwen en stedelijke plannen die op basis ervan kunnen worden gerealiseerd. Bij de eerste C2C-projecten in Nederland bleek dat ook het grootste obstakel om tot echt vernieuwende plannen te komen: als het alleen om de toepassing van C2C-gecertificeerde producten gaat, is het niet meer dan 'dubo+'. Dit terwijl er veel meer uit de blijde boodschap kan worden gehaald.

Het principe "Less bad is not good enough" heb ik grafisch weergegeven met de volgende plaatjes – en vergeef me de schetsen; ik behoor tot een uitstervend ras van ingenieurs die nog tekenen met de hand. Links staat de situatie dat een en hetzelfde gebouw een zekere hoeveelheid energie, water en materiaal tot zich neemt en deze omzet naar afvalenergie, -water en –materiaal. Bad, want met een groot beslag op de grondstoffenvoorraad en leidend tot een enorme berg afval.
Rechts is de grafische weergave van onze huidige aanpak: we proberen less bad te zijn door minder grondstoffen te vragen en dus minder afval te produceren. Natuurlijk is dit beter dan de uitgangssituatie, maar na tientallen, honderden jaren zitten we nog steeds met een enorme berg afval. Die wordt in Nederland overigens grotendeels verwerkt, maar vooral onder de kwalificatie downcycling.

De volgende schets geeft vervolgens mijn interpretatie van het C2C-adagium 'good'. In dit schijnbaar chaotische overzicht gebeuren een aantal dingen.
? Allereerst vindt per stroom afzonderlijk (energie, water, materialen) recycling plaats in het gebouw en buiten het gebouw om (in de stedenbouwkundige omgeving). Voorbeelden: warmteterugwinning in het gebouw en afvalwaterzuivering buiten het gebouw.
? Ten tweede worden stromen verknoopt voor meer complexe recyclingprocessen: afval bij de ene stroom voedt een andere stroom. Dit betekent: energie voedt water en materialen, water voedt energie en materialen, materialen voeden energie en water. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van biogas uit afvalvergisting en restwarmte voor materiaalproductie. Voor elk pijltje uit het schema kunnen meerdere maatregelen worden genoemd, maar dat laat ik hier even terzijde.
? Ten slotte is in het schema te zien dat er door alle recyclingstromen een kleine resterende vraag naar energie, water en materialen overblijft. Deze is veel kleiner dan de pijlen in het voorgaande plaatje aangaven. Daarmee wordt het een stuk haalbaarder om ze duurzaam in te vullen. Tegelijk met deze restvraag komt er veel minder afval vrij. Als hiervoor geldt "afval = voedsel", dan hebben we een volledig schone kringloop gecreëerd, die op een iets grotere schaal dan het gebouw zelf volledig gesloten is.

 

Deze schema's vormen de basis voor de aanpak van het C2C-kantorenproject Park 20|20 in Hoofddorp, en het lijkt erop dat – met deelname van William McDonough + Partners – men hier echt een eind gaat komen.

Op basis van deze exercitie en het ervoor besprokenen is het mij duidelijk geworden dat de Trias Ecologica op de schop moet. Na twintig jaar trouwe dienst mag dat ook wel. De huidige overheidsdoelen met betrekking tot een duurzame energievoorziening vragen ook om een compromisloos uitgangspunt, waarin niet-duurzame oplossingen geen plaats meer hebben. Dus: weg met stap 3 van de Trias! Doen we gewoon niet meer...
Tegelijkertijd weten we dat alleen stap 1 en 2 in de huidige markt niet haalbaar zijn. Er moet daarom een stap worden ingebouwd, en deze stap behelst de verschillende recyclingstromen die hiervoor werden besproken. Sommigen zullen stellen dat recycling impliciet onderdeel was van de eerste Trias-stap, maar dit is lang niet door iedereen zo begrepen. Bovendien is het voorkomen van een vraag iets totaal anders dan iets herverwerken om het opnieuw te kunnen gebruiken.

 

Daarom stel ik – wederom aan de hand van een cartooneske schets – voor om over te gaan tot de volgende Nieuwe Stappenstrategie. In de schets wordt het volgende weergegeven:
0. De niet-duurzame uitgangssituatie.
1. Verminder de vraag. Dit is hier weergegeven door een isolatielaagje om het gebouw, maar het is met inbegrip van stedenbouwkundige maatregelen (rekening houden met klimaat, landschap, ondergrond, omliggende bebouwing etc. door oriëntatie en rangschikking) en slimme, bioklimatische oplossingen op gebouwniveau (optimale inzet van lokale karakteristieken en interactie van het ontwerp met de omgeving, interne zonering en compartimentering etc.). Kortom, passieve (steden)bouwkundige maatregelen.
2. Hergebruik reststromen. Zoals uitgelegd gaat het om meer dan alleen warmteterugwinning. Het behelst een optimaal gebruik van alle reststromen, zowel binnen de oorspronkelijke stroom als in een andere, binnen en buiten het gebouw. Deze stap kan theoretisch worden onderverdeeld in negen substappen: de afzonderlijke recyclingstromen van energie, water en materialen en de inzet van elk van die stromen in de andere.
3. a. Vul de resterende vraag duurzaam en b. laat afval voedsel zijn. Duurzame bronnen zijn vernieuwbaar of (relatief) oneindig, dat moge duidelijk zijn. Als afval voedsel moet kunnen zijn, moeten alle producten schoon en niet-toxisch zijn, en daarmee zijn we aanbeland dicht bij de voorbeelden uit de Tegenlicht-documentaire over Cradle to Cradle.

Ik pleit ervoor snel over te gaan tot deze strategie. Het biedt meer zekerheid voor duurzame ontwikkeling en geeft handen en voeten aan Cradle to Cradle, dat voor velen op dit moment enkel van betekenis blijft voor materialen en producten, terwijl er zoveel meer in zit.

Andy van den Dobbelsteen

Voor meer over Cradle to Cradle:
http://www.vpro.nl/programma/tegenlicht/afleveringen/30458986/

 

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door TU Delft