Meervoudige waardecreatie is een musthave

‘Een besparingspotentieel van 1 PJ/jaar, overeenkomend met een omzet van 69 miljoen euro per jaar.’ Dit was volgens een onderzoek uit 2010, uitgevoerd door BuildDesk voor het toenmalige AgentschapNL, destijds de potentie van een ESCo bij de verduurzaming van utiliteitsgebouwen. Vandaag de dag spreken we over evenveel potentieel, maar ESCo’s komen nog steeds niet van de grond. Wat is volgens kenners noodzakelijk om meer draagvlak te creëren voor deze innovatieve financieringsvorm?

In plaats van een doorsnee rondetafelgesprek spoort een creativiteitssessie deelnemers aan om te vertellen wat er volgens hen nodig is om ESCo’s breder in de markt te zetten. De sessie start met het kiezen van een of meerdere afbeeldingen, om vervolgens hieraan ambitie, visie en praktijkervaringen te koppelen. Vervolgens geven de deelnemers aan wat zij nú nodig hebben en wat ze nog missen om van ESCo’s een groter succes te maken in Nederland.

Een korte voorstelronde leert dat er vertegenwoordigers aanwezig zijn uit verschillende hoeken van de markt: Jos Bakker, Servicepunt Duurzame Energie en gespreksleider en Jancor De Boer, directie SRO vanuit maatschappelijk vastgoed. Eloi Burdorf, managing partner DWA en Dick Van Veen, Directeur Building Solutions Eneco, vertegenwoordigen energie- en installatievoorziening. De vijfde deelnemer is Andrea van de Graaf, Tegenstroom, vanuit financiering en energievoorziening. Bakker geeft het startschot voor het eerste onderdeel van de creativiteitssessie: het verbinden van ambities en perspectieven aan afbeeldingen, die verspreid liggen over de tafel.

ESCo kan rust en comfort opleveren

Burdorf bijt het spits af en selecteert twee afbeeldingen waaraan hij zijn gedachten koppelt: een scheikundige die een brouwsel maakt en een zonnige vakantiebestemming inclusief uitnodigende strandstoel. De scheikundige associeert hij met een ingewikkeld proces. “Wat we op dit moment vaak zien in de markt, is dat het proces ingewikkelder wordt vastgesteld dan het in realiteit is. Dit door grote, uitgebreide contracten die het proces kunnen verstokken. De markt ziet ESCo’s als een doel op zich, terwijl het beter is om eerst het doel te bepalen en vervolgens te beslissen of deze contractvorm een meerwaarde
biedt.”

Heldere afspraken maken met je ketenpartners en dit contractueel vastleggen is noodzakelijk, maar less kan absoluut more worden. Burdorf wijst naar de tweede afbeelding die hij heeft uitgezocht, waarop iemand in een strandstoel ontspant. “In essentie zijn rust en comfort twee winsten die een ESCo kan opleveren. Dat kun je letterlijk opvatten, want we verzorgen een comfortabel en gezond binnenklimaat. Maar ook figuurlijk, in de vorm van helder afgestemde afspraken en een vertrouwensband onderling. Daarom ben ik er een groot voorstander van om afspraken met elkaar te maken, die echt relevant zijn en die alle partijen het juiste comfort bieden.”

Van De Graaf selecteert twee afbeeldingen: een gloeilamp en een plaat met ‘loomen’, een knutselkunst met gekleurde elastieken. “Erg in trek bij de jeugd”, zegt ze over dit fenomeen, “en fascinerend hoe dit – min of meer – uit het niets enorm populair is.” De vergelijking met ESCo’s valt zeker te trekken, want het idee erachter is eveneens simpel maar doeltreffend. De betekenis van de gloeilamp verwijst voor haar naar een goed idee. “Daarvoor heb je de juiste samenwerking nodig. Een concreet voorbeeld van hoe dit eruitziet in de praktijk: als Tegenstroom werken we samen met gemeente Haarlemmermeer aan het verduurzamen van woningbouw. We spreken met woningcorporatie Ymere af om 3000 woningen te voorzien van zonnepanelen, acht panelen per huis. Met Tegenstroom hebben we een lening bij de Bank Nederlandse Gemeenten, metg garantie van de gemeente Haarlemmermeer. De panelen blijven van Tegenstroom en wij sluiten een contract met de huurders, zodat de huur niet verhoogd hoeft te worden.”

Onderhoud, installatie en uitwisseling samenbrengen

Van Veen vindt dat vooral durf en lef aan de basis liggen van succesvolle (ESCo)projecten en selecteert hier dan ook zijn afbeeldingen op. Hij laat onder andere een afbeelding zien van iemand die van een duikplank springt en van een Zwitsers zakmes. “Inhoudelijk vind ik dat er een te grote focus zit op energie, terwijl er voor de eindgebruiker meer inzit. Het moet integraler en dat betekent dat je veel meer moet durven samenbrengen: onderhoud, installatie, gebied, uitwisseling. Durf het groots te maken, dan zie ik ons als verbinder om de losse onderdelen te combineren. Tegelijkertijd is het ook durven af te wijken van de standaardcurve.”


Gespreksleider Jos Bakker van Servicepunt Duurzame Energie: "Ik zie renovatie ook als nieuwe ontwikkeling."

De Boer zocht afbeeldingen die ‘kracht’, ‘kwetsbaarheid’ en ‘potentie’ uitbeelden. “Vanuit SRO beheren, exploiteren en onderhouden we voor verschillende gemeenten maatschappelijk vastgoed, waaronder verschillende sportaccommodaties. De vorm waarin we dat doen verschilt per gemeente, maar de winst van goede (resultaat) afspraken is absoluut zichtbaar.” Hij toont de foto die hij heeft uitgezocht, waarop eitjes te zien zijn die uitkomen. “De vergelijking die ik hierbij trek met een ESCo is dat als je er op de juiste manier mee omgaat, er ook echt iets moois uit komt. Maar houd rekening met die kwetsbaarheid.”

Verschil maken met ESCo

Bakker bekijkt de situatie vanuit zijn functie bij Servicepunt Duurzame Energie en onderstreept de winst die voortkomt uit het samenbrengen van de juiste partijen. “Ik ben er heilig van overtuigd dat juist binnen deze vorm van contracting iedere organisatie een maximale toegevoegde waarde heeft. Bedenk vanuit de exploitatiefase en breng het terug naar de ontwikkelingsfase. Als ik kijk naar de opgave bestaande bouw die voor ons ligt, dan zie ik renovatie eigenlijk ook als een nieuwe ontwikkeling. Met een ESCo kun je het verschil maken als je met elkaar rond de tekentafel gaat zitten en bespreekt hoe je gaat verduurzamen en wat de concrete ambities zijn. Wie neemt welke risico’s en wie krijgt de verantwoordelijkheid?”

Als volgende stap benoemen de verschillende partijen wat ze op dit moment missen en nodig hebben om ESCo's gemeengoed te maken in Nederland. “We hebben vastgesteld dat ESCo’s geen doel op zich zijn, maar een middel. Welk doel willen we behalen en welke toegevoegde waarden hebben we hiervoor nodig?” Bakker daagt de deelnemers vervolgens uit om hun toegevoegde waarden op een post-it te noteren en deze in een web te plakken. De steekwoorden die de deelnemers opschrijven zijn divers en prikkelen tot discussie. Een greep uit de toegevoegde waarden: ‘waardecreatie’, ‘vliegwieleffect’, ‘kennis eindgebruiker’, ‘van businesscase naar value case’, ‘gebiedsontwikkeling’ en ‘professionele ontzorging’.

Beter kijken naar elkaars doelen

Vervolgens is het aan de deelnemers om de ‘want to haves’ te rangschikken en aan te geven wat we nú nodig hebben: musthaves. Tegelijkertijd geven ze aan waar de sector op dit moment absoluut geen behoefte aan heeft bij verduurzaming in het algemeen en de toepassing van ESCo’s in het bijzonder. Hoog op de wensenlijst staan ‘muurtjes weg’ en ‘waardecreatie’. Van De Graaf over ‘muurtjes weg’: “Volgens mij moeten we beter kijken naar elkaars doelen en wat ons gezamenlijke doel is. Daarbij houden we in gedachten dat de taart eerlijk verdeeld moet worden. Gooi een steen ver weg en werk er vervolgens met zijn allen naartoe. Daarvoor moet je denk ik de muurtjes wegwerken en minder in hokjes werken. Samenwerken vanuit verschillende disciplines en zo kom je tot waardecreatie. Meervoudige waardecreatie. ” 

Voorwaarde voor succes

Van Veen sluit zich hierbij aan en noemt aandacht voor waardecreatie een essentiële voorwaarde om tot een écht succes te komen. “Een eenzijdige focus op kostenreductie leidt vaak tot een kortetermijnoptimalisatie en draagt meestal niet echt bij tot een echt duurzame oplossing. Vraag je dus altijd af wat je nu echt wil bereiken. Is dit alleen kostenreductie of zijn er verbeterpunten die meerwaarde kunnen creëren? Een school waar na renovatie een beter comfort heerst, bespaart wellicht niet de maximale energie, maar de leerprestaties verbeteren fors. Je creëert hiermee in mijn ogen uiteindelijk een grotere maatschappelijke waarde.” ‘Snel resultaat’ en ‘kosten drukken’ worden laag gewaardeerd door de deelnemers. Van Veen: "Als je voor de langere termijn durft te gaan, maak je betere keuzes.”

Investeren en inzetten op duurzaamheid

De Boer: “Als je naar TCO kijkt, is duurzaamheid uiteindelijk goedkoper. Dat proberen we te bereiken bij gemeenten – kijk verder dan naar het vierjarige college of raadsperiode, anders gebeurt er niets. Kijk naar de TCO en dan kunnen de kosten lager. Wij maken bijvoorbeeld meerjaren-onderhoudsplannen voor onderwijsinstellingen. Investeren en inzetten op duurzaamheid betekent lagere exploitatielasten en met die ‘winst’ kun je investeren in de kwaliteit van je onderwijs.” “Welke naam we de innovatieve financiering- en contractvorm ook geven, gevoelswaarde eraan geven is van levensbelang”, vat Burdorf samen.”Je moet het merk laden en de markt hiermee bekend maken. Het is een belangrijke sleutel, want ik merk bij vrijwel ieder project opnieuw dat er uitleg gevraagd wordt over de aanpak, ook over basale aspecten. Het gaat inderdaad om waardecreatie, maar we moeten focussen op het grote verhaal en met succesvoorbeelden laten zien dat het wél kan.”

Foto bovenaan: Van links naar rechts Andrea van de Graaf, Eloi Burdorff, Jancor de Boer en Dick van Veen. Fotografie: Yorick Meijdam.

Dit artikel staat in Duurzaam Gebouwd Magazine #28. Benieuwd naar meer verhalen? Kijk dan op DuurzaamGebouwd.nl/Duurzaam-Gebouwd-Magazine.

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Marvin van Kempen