Wakker worden met … Michel Weijers

Uit de gemeentelijke organisatie van Venlo kwam 5 jaar geleden C2C ExpoLAB voort. Met innovatieve duurzaamheid vanuit een circulaire en positieve business case bewerkt ze de markt. Juist die insteek maakt het verschil volgens, managing director Michel Weijers. 

Is het werkgebied in 5 jaar veranderd?

“In het begin waren onze activiteiten voornamelijk op de gemeente Venlo gericht. Logisch, want daar kwam het initiatief voor de oprichting van C2C ExpoLAB ook vandaan. We zetten ons toen neer als een brandpunt van Cradle to Cradle-informatie met een bibliotheek van C2C-gecertifceerde producten. In de fase die volgde, legden we steeds meer de verbinding met opdrachtgevende partijen als (semi-)overheid in de regio en richting de markt. Dat verschuift de laatste 2 jaar naar een groter gebied. Door projecten als het stadskantoor in Venlo waaraan ook een positieve businesscase is verbonden, hebben we goede referenties op kunnen bouwen. We zijn nu vooral actief in de zuidelijke helft van ons land, maar ook zijn er contacten in de Randstad en gaan we Duitsland bewerken.”

Wat maakt Duitsland interessant voor C2C ExpoLAB?

“Duitsland zit heel erg op ‘duurzaamheid’ en nog niet op circulair. Het probleem met ‘duurzaamheid’ is dat je iets slechts minder slecht gaat doen. Bijvoorbeeld een huis isoleren, maar nog steeds fossiele brandstof gebruiken. Cradle to Cradle betrekt watergebruik, energieconsumptie en gezondheid bij het ontwikkelen, gebruiken en hergebruiken van materialen. Eigenlijk is het niets anders dan ‘het gewoon goed doen’. Belangrijk is ook dat ‘duurzaamheid’ gezien wordt als kosten en wij C2C als een economisch model zien. Dat biedt kansen voor ons, want met C2C is een positieve businesscase mogelijk.”

Is de markt in Nederland al rijp voor de circulaire gedachte?

“Overheden hadden C2C wel in hun beleid opgenomen, maar veel bedrijven waren er nog niet klaar voor. Wat je veel zag, is dat C2C veel als doel op zich werd gezien. Dat verandert nu en men begint in te zien dat C2C werkelijk toegevoegde waarde geeft. Anders gezegd, het gevoel van ‘we moeten goed voor de wereld zorgen voor de generaties die na ons komen’ en ‘we moeten onze CO2-footprint reduceren’ maakt nu meer plaats voor het toepassen van economische principes. Rond C2C ontstaan dan ook businessmodellen die aantonen dat circulair werken gewoon geld oplevert. De vragen die wij krijgen, gaan ook bijna allemaal daarover: wat levert het op als we circulair gaan? Dan doelt men zowel op harde euro’s’, maar ook de ‘zachte’ winst in de sfeer van MVO.”

Wat zijn de echte eyeopeners voor de opdrachtgevers?

“2 dingen vallen op. Wij vragen bijvoorbeeld aan de opdrachtgever of hij weet wat in een gebouw toe te passen materialen betekenen voor de gebruiker en bij herbestemming of sloop. Dat besef is er nauwelijks. Daarom zeggen wij: ‘zie dat gebouw als een grondstoffenbank.’ Die grondstoffen hebben waarde, als ze niet giftig en eenvoudig te scheiden zijn. Ze zijn op termijn weer te verkopen! Verlijm bijvoorbeeld een tegelvloer niet op zo’n manier dat de lijm alleen met zwaar materiaal te verwijderen is en dus kapot gaat. Zijn vloertegels van goede kwaliteit en herlegbaar gemaakt, dan heb je het wel over een circulaire oplossing. Indien nodig en gewenst gaan wij in gesprek met fabrikanten van bouwmaterialen om dit soort zaken te bespreken, zodat er producten ontstaan die circulair handelen mogelijk maken. Daarmee verandert ook het ontwerpproces voor gebouwen. Een ander aspect is dat we bij opdrachtgevers benadrukken dat hun gebouw een meerwaarde moet bieden voor de stad of regio. Juist uitgaan van circulaire principes zorgt dan voor een interessante mindset. Wij willen met gebouwen en gebiedsontwikkelingen een collectieve meerwaarde realiseren. Je krijgt dan gebouwen die, naast het feit dat ze bestaan uit de goede materialen en energieneutraal zijn, werkelijk ook de lucht zuiveren of waterkringlopen sluiten. Als je dat weet te verankeren in het ontwerp, weet je echt waarde te creëren met elkaar.”

Wat kan nog beter?

“Het lastige is dat de cirkel nog niet goed gesloten kan worden. Als wij aan producenten vragen of ze producten willen terugnemen, dan zijn ze daar terughoudend over. Het kan anders en wat wij doen is opdrachtgevers duidelijk maken dat niet-schadelijke circulaire materialen altijd een restwaarde hebben. Die waarde kan betrokken worden bij de financieringsberekening voor de bouw. Zo maakt circulair denken en doen het mogelijk dat financieringslasten lager kunnen worden door de grondstoffen die op termijn vrijkomen voor hergebruik. Je maakt dan bij de bouw al een sloopplan, waarin die grondstoffen(rest)waarde is vastgelegd. Vroeger moest een gemeente bij sloopprojecten nog geld op de begroting reserveren, tegenwoordig wordt zelfs geld geboden om te mogen slopen. Zo levert hergebruik op termijn echt cash geld op.”

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Tom de Hoog