Het venijn van 3 kleine woordjes

Vorige maand heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot energieprestatievergoeding (EPV) aangenomen. Dit betekent dat woningcorporaties een toeslag bij de huurders in rekening mogen brengen bovenop de huurprijs. Zo maken ze de investering mogelijk, die nodig is om de woning tot Nul-op-de-Meter te renoveren.

De huurder betaalt straks geen energierekening meer, maar alleen de huur plus deze opslag. En dat is nodig, want NoM-woningen zijn nog duur en leiden zonder EPV tot een grote onrendabele top voor de woningcorporatie.  

Ik juich toe dat corporaties nu de mogelijkheid krijgen om de energierekening van de bewoners in te zetten voor verduurzaming. Volgens De Stroomversnelling betalen we samen van zo’n € 13 miljard voor onze huishoudelijke energie. Die collectieve energierekening kan een investeringsruimte creëren van € 260 miljard. Maar of dit voldoende is om heel Nederland Nul-op-de-Meter te maken…

Het gedachtengoed van de wetgeving is goed, maar er zijn nog wat haken en ogen:

1. Door de invulling van de wetgeving blijven kansen liggen

Alle energie moet duurzaam op, in of aan de woning worden opgewekt. Samengevat moet een NoM-woning hieraan voldoen. Het venijn van de regeling zit dus in 3 kleine woordjes: op, in en aan. Dit betekent dus dat het niet mogelijk is om collectieve wijkoplossingen te ontwikkelen om zo de specifieke kansen van een gebied te benutten. Denk aan een collectieve biogasinstallatie gevoed met groenafval en fecaliën uit de wijk of een windturbine aan de rand van de wijk. 

In de praktijk betekenen deze 3 woordjes individuele all-electricconcepten, een warmtepomp voor ruimteverwarming en tapwater en veel pv-panelen om het verbruik te compenseren. Het gevolg hiervan voor de netbeheerder is dat de pieken op onze elektriciteitsnetten tot 5 keer groter kunnen worden.

2. De berekeningsmethode is niet accuraat genoeg.

Om te bepalen wat het totale energieverbruik van de woning gaat zijn, wordt deze opgeknipt in 3 onderdelen. Ieder onderdeel kent zijn eigen specifieke berekeningsmethode. Hierin zitten echter nog veel onduidelijkheden en als bewoner weet ik niet goed of ik hierop kan vertrouwen.

In de ontwerpfase bepaalt de bouwer het energieverbruik voor gebouwgebonden installaties (denk aan warmtepomp, ventilatie, pompenergie). Hierbij gaat hij uit van standaard klimaatjaren en gemiddeld bewonersgedrag. Onder deze condities wordt de energieprestatie van het gebouw gegarandeerd. Deze berekeningsmethodiek leidt in de praktijk vaak tot intransparantie en is aan de gemiddelde huurder niet uit te leggen.

Aan de bewoner wordt een zogenoemde energiebundel ter grootte van 25 kWh/(m2/jaar) ter beschikking gesteld. Uit deze energiebundel moet het huishoudelijk verbruik ‘bekostigd’ worden. Afhankelijk van het oppervlakte van de woning komt dit neer op zo’n 2.000 tot 2.500 kWh/jr. Ik vraag me af of er zo’n sterke relatie is tussen vloeroppervlak en energieverbruik. Naar mijn idee is het aantal bewoners van een woning veel meer maatgevend dan het aantal vierkante meters.

Ook voor het bepalen van de tapwatervraag wordt verwezen naar het vloeroppervlak van de woning. Hier wordt uitgegaan van 15 kWh/(m2/jaar). Ook hier vraag ik me af of deze relatie tussen vloeroppervlak en energieverbruik wel op gaat. Verder is er het punt van comfortverbetering. In alle renovaties naar energielabel-b zie je terug dat bewoners door bijvoorbeeld een nieuwe ketel zo veel meer tapcomfort hebben, dat ze simpelweg langer douchen en het voordeel in energiebesparing teniet doen. Hoe gaan corporaties binnen de Stroomversnelling hiermee om?

 3. Gegarandeerd Nul-op-de-Meter ≠ gegarandeerd nul op de rekening

De EPV-regeling moet ervoor zorgen dat er investeringsruimte ontstaat door de energierekening in te zetten. Grote (aanstaande) veranderingen in het energiesysteem brengen ook veranderingen in de uiteindelijk kWh-prijs voor bewoners. Trendanalyses laten zien dat de kosten voor elektriciteit waarschijnlijk dalen. De EPV kan niet dalen, deze kan alleen maar stijgen. Daarnaast bestaat het heikele punt van salderen: wat is de invloed van het wegvallen hiervan op de woonlasten van de bewoners?

Binnen de EPV-wetgeving is het mogelijk dat de EPV jaarlijks met inflatie gecorrigeerd mag worden. Dit betekent dat de ‘energiekosten’ voor bewoners jaarlijks met zo'n 1% à 1,5% stijgen. Huurders betalen over 40 jaar (de looptijd van de prestatiegarantie) dus niet meer € 140/mnd maar € 200 tot € 250 per maand. Een prijsstijging van € 60 tot € 90 per maand.

Doordat de NoM-woningen per saldo over het jaar heen energieneutraal zijn, wordt zo’n 75% van alle opgewekte energie eerst teruggeleverd aan het net om het op en later moment te gebruiken. Deze 75% (zo'n 4.500 kWh per jaar) mag gesaldeerd worden, de baten voor invoeden zijn dus gelijk aan de kosten voor afnemen. In een wereld waarin salderen mogelijk is, is 4.500 kWh zo’n € 1.000 waard. Diezelfde 4.500 kWh is zonder salderen nu ca € 300 waard. Dit is een verschil van € 700 ofwel zo’n € 60/mnd. Om dit risico neer te leggen bij bewoners van sociale huurwoningen lijkt mij niet acceptabel.

Kortom, ik juich de regeling toe, maar de invulling ervan is naar mijn mening nog lang niet voldoende robuust.

Auteur Rob Goes werkt als NoM-coördinator voor netbeheerder Liander, onderdeel van netwerkbedrijf Alliander.

Deel dit artikel

permalink