Activiteit vormt essentieel element voor covidverspreiding

Als voor jouw bedrijf al back to the office geldt, dan heb je kennisgemaakt met aangescherpte schoonmaak, looproutes, stickers die je attenderen op afstand en zelfs temperatuurchecks bij binnenkomst. Maatregelen die te maken hebben met de verspreiding van grote druppels zijn er genoeg, maar maken ze je gebouw veilig genoeg? Wat kun je als eigenaar van een kantoor of school doen om aerogene verspreiding van covid-19 te voorkomen?

Foto bovenaan: Hugo Jansen

Op de website van het RIVM prijkt nog altijd de tekst ‘Het nieuwe coronavirus lijkt zich niet via ventilatiesystemen te verspreiden’. Het instituut geeft daarbij aan dat het virus wel in de kleine druppeltjes lijkt te zitten, maar dat de hoeveelheid virus meestal niet voldoende is om iemand te infecteren. Andere publicaties geven aan dat er geen duidelijke consensus bestaat over de verspreiding via aerosolen.

Het risico daarop is inmiddels onder de loep genomen en daar kwam een berekeningsmethodiek uit. “Daarvoor gebruiken we het concept ‘Quanta’”, vertelt senior adviseur Hugo Jansen van Deerns, “ofwel de besmettelijkheid die een geïnfecteerd persoon voortbrengt. De productie daarvan is afhankelijk van onder andere de virusconcentratie in de mond, de hoeveelheid druppels afhankelijk van inspanning en stemgebruik en de besmettelijkheid van een eerder coronavirus.” Met deze informatie op zak is het mogelijk om de quanta-concentratie in een ruimte te voorspellen, met de aanname dat één persoon in de ruimte drager is van covid-19 en de lucht volledig gemengd is.

In de praktijk blijkt aerogene verspreiding van het virus een reëel risico. “We berekenden de risico’s voor een vergaderruimte van 28 vierkante meter bij twee ventilatievouden, 3 en 6 per uur. Een persoon is drager en deze is aan het woord. Bij een ventilatievoud van 3 is een infectie waarschijnlijk als 4 personen 2 uur vergaderen. Is de ventilatievoud 6, dan wordt een infectie pas waarschijnlijk na meer dan 3 uur.” Daaruit is te concluderen dat goede ventilatie een bijdrage levert aan het beperken van risico’s op het verspreiden van het virus, evenals het beperken van de tijdsduur van meetings.

Het risico op infectie door covid-19 aan de hand van de duur van de bijeenkomst (horizontale as) en het aantal personen in de ruimte (verticale as).

Ventilatie versus activiteit

Toch is dat niet het complete plaatje. Zo blijkt uit de resultaten van hetzelfde onderzoek dat besmetting kan voorkomen zelfs als de hoeveelheid CO2 in een ruimte laag is. Daarnaast ontbreekt in veel discussies rondom dit onderwerp nog het onderdeel ‘activiteit’, terwijl dat juist een essentieel element vormt. “Daarom nemen we dit mee in onze risicoanalyse voor covidverspreiding”, vult Jansen aan. “Een ruimte waarin aanwezigen rustig e-mails behandelen heeft een andere gevaarzetting dan een plek waar een salesteam enthousiast telefoontjes beantwoordt en met elkaar overlegt. Ook als laatstgenoemde ruimte goed geventileerd is, kan er nog steeds een relatief hoog risico op verspreiding ontstaan.”

Die kennis zien we terug in het onderzoek dat Jansens collega’s Yasin Toparlar en Paul van Gent uitvoerden, dat weer gebaseerd is op een aantal gerenommeerde onderzoeken, waarin een aantal praktijksituaties werden vergeleken in een klaslokaal van een school. In een lokaal waar 8,5 liter verse lucht per seconde per persoon wordt ververst zonder recirculatie, met een besmette docent aan het woord, stijgt het risico op infectie al binnen anderhalf uur naar een hoog risiconiveau. “Als die ruimte ook nog eens slecht geventileerd is, dan is er al een alarmerende situatie voordat het eerste uur verstreken is. Goede ventilatie is en blijft belangrijk maar is geen garantie op een veilige ruimte. Om de veiligheid te bepalen betrek je ook het type activiteit bij de analyse.”


Een covid-19 verspreidingsrisico scan, ontwikkeld op basis van een wetenschappelijk onderbouwd model, moet het risico op aerogene verspreiding van het virus kwantificeren.

Aanvalsplan

Zo’n inventarisatie kost relatief weinig tijd en moeite, terwijl de impact groot is. Het begint bij het in kaart brengen van afmetingen in ruimtes. “Daarnaast inventariseer je het aantal mensen dat in die ruimte verblijft, werk uitvoert of bezoekt”, vervolgt Jansen. “Vervolgens bepaal je de activiteit die zij ondernemen en de duur van het verblijf. Een volgende stap is om de mate van ventilatie te bepalen. Dat gaat meestal vrij eenvoudig, op basis van informatie die bekend is over de installaties.” Als de informatie  voor handen is kan een aanvals- en verbeterplan worden opgesteld. “Het kan betekenen dat we overleggen over lesroosters aanpassen en het beperken van intensieve en actieve lessen in bepaalde ruimtes, totdat ze installatietechnisch onder handen zijn genomen. Ook kan het zo zijn dat sommige ruimtes een kleiner aantal mensen kunnen huisvesten of dat bepaalde activiteiten niet mogelijk zijn.”

In het Duurzaam Gebouwd Magazine #49 (eind november/begin december) lees je een uitgebreide versie van dit interview. 

Deel dit artikel

permalink