Convenant voor een gelijk speelveld

Marrit van der Schaar is ruim een jaar werkzaam als senior projectleider Versnelling Woningbouw bij de provincie Utrecht. Haar inzet is het zojuist gesloten convenant Toekomstbestendig Bouwen meer dan een papieren tijger te laten zijn. Meer dan honderd partijen verbonden zich inmiddels aan dit convenant dat duurzaamheid moet garanderen bij nieuwbouw.

Tekst: Tom de Hoog, Beeld: Robert Tjalondo

Je ontmoet Marrit van der Schaar op het Duurzaam Gebouwd Congres 2022 als een van de keynotesprekers. Bekijk het volledige programma hier.  

U maakte de overstap naar de Provincie Utrecht vanuit een grote woningcorporatie. Met welke opdracht ging u aan de slag?

“Een jaar geleden ben ik door de provincie aangenomen om het Convenant Duurzame Woningbouw voor elkaar te krijgen. Daar ben ik de afgelopen periode dan ook fulltime mee bezig geweest. Eerst voor de provincie Utrecht, maar later ook in samenwerking met de Metropool Regio Amsterdam (MRA). Het Convenant heeft de naam Toekomstbestendig Bouwen meegekregen en er is ook een gelijknamig platform op internet dat de verschillende thema’s die spelen presenteert.”

Welke thema’s adresseert dit convenant?

“Duurzaam, goedkoper en sneller bouwen en zo bijdragen aan de klimaatdoelen is de inzet van dit convenant. We hanteren daarvoor zes thema’s. Dat zijn: energieneutraal; circulair bouwen, natuurinclusiviteit en biodiversiteit; gezonde leefomgeving, klimaatadaptatie en duurzame mobiliteit. Het is niet het idee dat alle betrokkenen op alle thema’s een 10 gaan halen. Meer gaat het erom dat de partijen die zich vanwege dat gelijkwaardige speelveld committeren aan het convenant en gaan werken met dezelfde definities en indicatoren. Maar bijvoorbeeld ook gaan evalueren op dezelfde manier. Kortom, het gaat erom meer eenheid in de samenwerking tussen partijen - publiek en privaat - brengen.”

 

'Het gaat erom dat partijen gaan werken met dezelfde definities en indicatoren'

Marrit van der Schaar

Wat was en is uw rol?

“Mijn rol als projectleider was en is coördinerend. In de aanloop coördineerde ik het tot stand komen van het convenant zelf, de nadruk van mijn werk lag meer bij het creëren van draagvlak. Dan heb ik het over de gemeenten, de woningcorporaties en bouwers en ontwikkelaars. De markt zocht naar een gelijk speelveld. Ook zochten ze naar samenwerking in de keten. Het gaat erom dat niet iedereen op zijn eigen eiland blijft, maar een gemeenschappelijke taal ontwikkelt. Dat houdt in: dezelfde definities, dezelfde indicatoren. Maar bijvoorbeeld ook evalueren op dezelfde manier. Het gaat er kortom om meer eenheid hierin te brengen. Dat voor elkaar te krijgen, is ook mijn rol binnen het team Versnelling Woningbouw. We zien als provincie steeds meer onze rol als kennisontwikkelaar en facilitator. Dat is dus van 'praktijk naar Den Haag’ en alles daartussenin en weer terug van ‘centraal naar de uitvoering’. Met ons team proberen we knelpunten bij gemeenten of bouwende partijen op te lossen. Dat is heel breed en dat kan gaan over capaciteit of over de procedures.”

Convenanten zijn vaak papieren tijgers …

“Na ondertekening ligt er inderdaad een papier met handtekeningen, maar en komt natuurlijk veel meer bij kijken. Ik weet dat er soms best kritiek is op convenanten, want het heeft iets vrijblijvends. Dus dat snap ik wel, maar we zien wel dat de partijen die dit convenant hebben getekend echt met toekomstbestendig bouwen aan de slag willen. Zo is bijvoorbeeld Onno Dwars van Ballast Nedam Development een van de initiatiefnemers van dit convenant. Dat er bijvoorbeeld projecten zijn met allemaal andere accenten en aandachtspunten is niet werkbaar. Daarom is een gelijk speelveld voor iedereen van belang. Met een duidelijk ‘startniveau’ waaraan voldaan moet worden. Vervolgens kijkt men per locatie en opgave wat het maximaal haalbare is. De ondertekenaars van het convenant verhouden zich als bijna 50/50 publiek-privaat. Het is dus mooi om te zien dat de gelederen zich sluiten, want er is ook nog maar zo weinig tijd. Door echt samen te werken komen we ergens.”

 

'Natuurinclusief bouwen is echt niet zo moeilijk'

Marrit van der Schaar 

Welke indicatoren zijn er om te bepalen hoe duurzaam een bouwproject is?

“Wat we geprobeerd hebben is in ieder geval indicatoren gebruiken waar iedereen het over eens is. We hebben dus niets nieuws verzonnen en we gaan verder op wat er al bestaat: BENG, MPG en ‘het nieuwe normaal’. Ook de afspraken die er al zijn over zaken als natuurinclusief en klimaatadaptief binnen de provincie zijn er in opgenomen. Dan is er de wet- en regelgeving en het Bouwbesluit waar in ieder geval aan voldaan moet worden. Binnen het convenant werken we met de waarderingen brons, zilver en goud. Dat hoogste niveau is best ingewikkeld om te behalen, denk aan een MPG van 0,2 bijvoorbeeld. Belangrijker is dat ik tegen partijen zeg ‘begin nu alvast’. Ik gebruik daarbij de metafoor van het beklimmen van de Mount Everest. Je kunt steeds naar die top staren, maar dan kom je er niet. Dus ga nu alvast lopen, zodat we samen kunnen leren en oplossingen kunnen zoeken.”

Er zijn vast verschillen in snelheid, hoe kijkt u daar tegenaan?

“Iedereen doet zijn stinkende best, dat is zeker. Er zijn duidelijk voorlopers en dat zijn ‘usual suspects’ als Utrecht en Amersfoort, maar bijvoorbeeld Veenendaal is heel ambitieuze gemeente. Daar heeft men bijvoorbeeld een puntensysteem opgetuigd op de onderscheiden thema’s om hun ontwikkeling op te kunnen toetsen. Zij zijn echt al heel ver als het gaat om duurzaamheid in de woningbouw. Eigenlijk vinden zij, net als Utrecht en Amersfoort, dat het convenant nog niet ver genoeg gaat. Er zijn wel verschillen in het gewicht van de thema’s per project. Ook daar moeten we rekening mee houden. Zo kan het zijn dat je in Utrecht veel meer met vraagstukken rondom waterberging te maken hebt. Gaat het om bouwen bij bijvoorbeeld Soest, dan is wateropvang- en berging vanwege de zandgrond veel minder een vraagstuk. Daar speelt misschien energie of circulair meer. Dat geeft andere keuzes en het gaat erom dat partijen met elkaar de afwegingen maken. En dat vooral integraal te doen, want alle thema’s zijn met elkaar verbonden.”

Er is altijd de vraag of duurzaam duurder is

“Kijk naar natuurinclusief bouwen, want dat is echt niet zo moeilijk. Maak bijvoorbeeld een voeg wat ruimer in de op te metselen muur met hier een daar een opening voor insecten. Dat geeft nauwelijks extra kosten, maar moet je wel vooraf bedenken. Niet aan het eind, wat dan verzand je in die verstikkende stapeling van ambities. Het is veel beter om vooraf slimme keuzes te maken. Door je daarvan bewust te zijn, is ook te voorkomen dat de kosten oplopen. Want duurzaam bouwen hoeft helemaal niet duurder te zijn, zeker als je de duurzame opbrengst waardeert in rekenmodellen. Iets wat nu nog nauwelijks gebeurt.”

 

'Het grootste gevaar voor een convenant als dit is geen feedback krijgen'

Marrit van der Schaar

Hoe moeten we dan gaan rekenen?

“Met een aantal partijen zijn we bezig om dat in financieringsmodellen terug te laten komen. Zo kunnen we ook degenen, die niet vanuit duurzaamheid intrinsiek gemotiveerd zijn, duidelijk maken wat de waarde is van zaken als natuurinclusiviteit of circulair. Is het echt veel geld als een veel duurzamere woning zo’n tweeduizend euro meer kost om te bouwen? Overigens zie ik ook weer meer aandacht voor de publiek-private samenwerking (PPS).

Wat hoopt u dat het convenant gaat opleveren?

“Het doel is - en wat ik hoop! - dat het in het Bouwbesluit wordt opgenomen. Niet alleen als het om energieneutraal of natuurinclusief gaat, maar over alle thema’s. Ook zouden we graag zien dat het Bouwbesluit vaker wordt aangepast, zodat nieuwe ontwikkelingen en inzichten sneller een formele status krijgen. Voor nu kan ik zeggen dat het zaadje gepland is. Over vijf of tien jaar hoop ik dat er bijvoorbeeld goede en werkbare standaarddocumenten beschikbaar zijn bij aanbestedingen. Dat kan ambtenaren - en ontwikkelaars! - heel veel tijd besparen. Processen kunnen we met elkaar dan makkelijker doorlopen en dat scheelt geld en tijd. Ik hoop ook dat ego’s opzij gezet worden en men toch niet op het eigen eiland blijft zitten. Het grootste gevaar voor een convenant als dit is geen feedback krijgen. Om de nodige standaardisering te kunnen aanbrengen, moet de markt wel input geven. Ook voor gemeenten geldt hetzelfde omdat we dan pas innovaties kunnen stimuleren.”

Hoe komt alles wat bedacht en ontwikkeld wordt op de juiste plek terecht?

“Daarvoor werken we aan het opzetten van een projectorganisatie die los staat van de politiek. Zo kunnen we voorkomen dat elke vier jaar de koers wijzigt. Boven die projectorganisatie komt een stuurgroep met vertegenwoordigingen van alle bij het convenant betrokken partijen. Om het gedachtengoed verder te ontwikkelen en te verspreiden gaan we onder meer werksessies houden vanuit de thema’s. Dat zal bijvoorbeeld gaan over hoe je afwegingen maakt, wat de financiële aspecten zijn en welke invloed veranderende wet- en regelgeving (Omgevingswet!) zal hebben. Dit naast het volgen van voorbeeldprojecten. Ook zoeken we partijen actief op om te zien hoe onze thema’s in de uitvoering van hun plannen naar voren komen en dan kijken we waar nog winst valt te behalen.”

Je ontmoet Marrit van der Schaar op het Duurzaam Gebouwd Congres 2022 als een van de keynotesprekers. Bekijk het volledige programma hier.  

Deel dit artikel

permalink