Implementatie duurzame warmtebronnen vraagt een lange adem

Voor het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving zet Nederland onder meer in op het gebruik van collectieve duurzame warmte zoals restwarmte, geothermie en aquathermie. We hebben als land de kennis en kunde om deze duurzame bronnen op bestaande warmtenetten aan te sluiten, maar de weg ernaartoe vraagt om een lange adem. Waarom duurt het ontwikkelen van nieuwe bronnen vaak zo lang? En zijn er manieren om het proces te versnellen?

Nederland bevindt zich in een energietransitie. Om ernstige gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan en om onze afhankelijkheid van aardgas te verminderen, zullen we onze huizen en gebouwen moeten gaan verwarmen zonder aardgas. Een van de manieren om dat te doen is een warmtenet met duurzame warmtebronnen. Een voorbeeld: in 2021 realiseerden de warmtenetten van Vattenfall een gemiddelde CO2-reductie van 63% ten opzichte van het gebruik van individuele gasketels.

Als warmtebedrijf wil Vattenfall uiterlijk in 2040 volledig CO2-vrije warmte leveren. Er is dus een grote behoefte aan meer duurzame warmtebronnen. “Wij ontwikkelen een breed scala aan nieuwe duurzame warmtebronnen voor onze warmtenetten”, vertelt Bart Dehue, manager groene warmtebronnen bij Vattenfall. “Denk daarbij aan restwarmte van datacenters, aardwarmte, biomassa, energie uit water en elektrische boilers.”

Ondanks de urgentie, zeker met de stijgende gasprijzen, duurt het realiseren van warmteprojecten lang. “Het toevoegen van nieuwe bronnen kan zo vijf tot tien jaar duren. Terwijl we eigenlijk veel meer tempo moeten maken met de energietransitie”, aldus Dehue.

Vergunningsprocedures

Dat het ontwikkelen en realiseren van duurzame warmteprojecten veel tijd kost, heeft meerdere oorzaken, zoals vergunningsprocedures. Dat ondervindt Michelle Poorte van Vattenfall ook. Zij is als projectmanager betrokken bij projecten met restwarmte uit datacenters en zegt: “Datacenters moeten gekoeld worden. De warmte die daarbij vrijkomt wordt nu vaak ‘weggekoeld’ naar de omgevingslucht. Wij willen die restwarmte juist nuttig inzetten in onze warmtenetten. Daarvoor moet de restwarmte vaak nog wel in temperatuur verhoogd worden. Hiervoor gebruiken we een grootschalige warmtepomp.”

“Voor het toevoegen van de restwarmte van datacenters als duurzame bron aan warmtenetten, en het realiseren van de benodigde installaties daarvoor, zijn er vergunningen nodig. Het opstellen, indienen en verkrijgen daarvan neemt in het beste geval één tot twee jaar in beslag. Maar we zien dat dit traject ook nog aanzienlijk langer kan duren, bijvoorbeeld als gevolg van weerstand tegen de komst van het datacenter. Pas als de vergunningen rond zijn, kunnen we starten met de aanbesteding en het aanvragen van de subsidie. Dat kost al snel nog eens anderhalf jaar. En dan moet je nog beginnen met bouwen.”

Dehue vult aan: “Enerzijds is het natuurlijk goed dat de Nederlandse overheid zorgvuldig omgaat met het verstrekken van vergunningen. Zo wordt de burger, die meestal de minder goed geïnformeerde partij is, beschermd en heeft die de mogelijkheid zich uit te spreken. Maar tegelijk is de urgentie van de energietransitie groter dan ooit. En die twee belangen bijten elkaar. Nu duurt het aanvragen, onderzoeken en behandelen van een vergunning vaak al ruim twee jaar. Als er bezwaar en beroep bovenop komt, kun je daar zo nog tweeëneenhalf jaar bij optellen. Dan ben je dus, alleen maar voor de vergunning, al snel vier à vijf jaar verder.”

Zorgvuldig het gesprek aangaan

Ook lokale weerstand kan vertragend werken, geeft Dehue aan. “Dat zien we bij het realiseren van zonne- en windprojecten, maar ook bij het verduurzamen van warmtebronnen. Neem bijvoorbeeld geothermie, waarbij warmte uit de grond gehaald wordt. Deze duurzame warmtebron biedt veel kansen, maar we merken dat er lokaal veel vragen zijn over de mogelijke nadelen. We vinden het belangrijk om altijd het gesprek aan te gaan met gemeenten en omwonenden. We gaan daar zorgvuldig mee om en dat kost tijd.”

Poorte herkent dit aspect bij de projecten waarbij zij betrokken is ook. “In de gemeente Amsterdam en omstreken werken we aan twee projecten met grootschalige restwarmte-uitkoppeling van datacenters: in het Westpoort Warmtegebied en in Diemen. Je merkt in de gesprekken daarover dat de gemeenten, de energie- en warmtesector en datacenterontwikkelaars heel verschillende werelden zijn. Ieder met hun eigen perspectief. Het kost tijd om die bij elkaar te brengen en elkaar echt te begrijpen.”

Geothermie

Jeffrey Haspels is als projectmanager betrokken bij een geothermieproject van Vattenfall en een huisvuilcentrale in Lelystad. “Een groot voordeel van deze duurzame warmtebron is dat de toepassing weinig impact heeft op de bovengrondse omgeving. Ook is deze vorm van aardwarmte niet afhankelijk van het weer of het seizoen. Maar niet elke locatie is geschikt voor geothermie. De mogelijkheden zijn sterk afhankelijk van de eigenschappen van de diepe ondergrond. Daar moet onderzoek naar worden gedaan en dat kost tijd.”

Als het project in Lelystad gerealiseerd wordt, is het één van de eerste geothermieprojecten in de gebouwde omgeving in Nederland. “In Lelystad ligt al een warmtenet, dat op dit moment hoofdzakelijk gevoed wordt door twee biomassacentrales. Het idee is om een belangrijk deel van de warmte uit biomassa te vervangen door warmte uit geothermie. Lelystad heeft dus het voordeel van een bestaand bovengronds warmtenet en van een goede ondergrond, waarvan al bekend is wat die ongeveer aan warmte kan opleveren.”

“De combinatie van een geschikte boven- én ondergrond vind je niet overal”, vervolgt Haspels. “Tegelijkertijd is de bestaande huidige warmtevraag kleiner dan de capaciteit van de aardwarmtebron. Hoe groter de warmtevraag, hoe efficiënter de aardwarmtebron kan worden ingezet. We voeren daarom actief gesprekken met de gemeente Lelystad over de rol die aardwarmte kan spelen in de toekomstige energievoorziening in die gemeente. Met meer toekomstige aansluitingen op een collectief warmtenet wordt het geothermieproject financieel makkelijker haalbaar.”

Toekenning subsidies

De manier waarop subsidies worden toegekend heeft ook invloed op de ontwikkeltijd van nieuwe duurzame bronnen. Dehue: “Ervan uitgaande dat de gasprijzen ook weer een keer dalen, zijn duurzame warmtebronnen meestal toch nog duurder dan fossiele warmtebronnen. Om duurzame warmtebronnen toch rendabel te maken zonder dat de warmte voor de klant duurder wordt, geeft de overheid subsidie, de zogenaamde SDE++ subsidie. Er is echter maar een beperkt budget aanwezig binnen de SDE++ subsidie. En van datzelfde budget worden ook wind, zon, CO2-afvang en andere CO2-besparende projecten gesubsidieerd. Door de rangschikking van subsidieaanvragen binnen de SDE++ zijn warmteprojecten de afgelopen jaren niet vaak aan de beurt gekomen.”

Vanaf 2023 wordt dit hopelijk beter. “Dan komen er zogenaamde ‘hekjes’ binnen de subsidieregeling, waarmee een deel van het budget geoormerkt wordt voor duurzame warmteprojecten. Dat is in principe goed nieuws, maar liever hadden we gezien dat deze hekjes er al eerder waren. Nu vissen veel geothermieprojecten voor de gebouwde omgeving al meerdere jaren achter het net.”

“Ook in de ronde voor 2022 is het risico groot dat dit gebeurt. Dat zou betekenen dat we pas op zijn vroegst in de ronde van 2023 succesvol zijn met onze SDE-aanvragen en dat horen we dan waarschijnlijk begin 2024. Dan zouden we ook pas vanaf 2024 concrete vervolgstappen kunnen zetten voor het project. Gezien de urgentie willen we natuurlijk liever sneller gaan.”

E-boiler

Gelukkig kan de implementatie van duurzame warmtebronnen soms ook wel snel gaan. Zo ontwikkelt Vattenfall Europa’s grootste Elektrische boiler (E-boiler) voor het warmtenet van Amsterdam, Diemen en Almere. Dit betreft in feite een heel grote waterkoker. Dehue: “De vergunningverlening hiervoor verliep uitermate snel: minder dan een jaar. Er was dan ook breed draagvlak voor de technologie. Mede daardoor kwamen er geen bezwaren tegen de vergunning. Ook de subsidieaanvraag was in één keer raak.”

“Daarmee is de E-boiler het project met de kortste doorlooptijd van alle grootschalige duurzame warmtebronnen die we momenteel in ontwikkeling hebben. We zijn in 2019 begonnen met deze ontwikkeling en zonder tegenslagen draait de installatie in 2025. Dus ook als alles meezit, duurt het nog altijd zes jaar om een dergelijk grote bron te realiseren.”

Uiterlijk in 2040 moeten alle warmtenetten van Vattenfall volledig CO2-vrij zijn, geeft Dehue ten slotte aan. “Hiervoor zetten wij ons dagelijks in. Dat vergt een vooruitziende blik, innovatief denken en vooral heel veel doorzettingsvermogen. We hebben een indrukwekkende portfolio aan duurzame warmtebronnen in ontwikkeling en ik kijk ernaar uit hoe onze mix van warmtebronnen steeds diverser en duurzamer wordt. Met een beetje geluk gaat binnenkort de schop in de grond voor Europa’s grootste duurzame elektrische boiler, die voor ongeveer 20.000 huishoudens duurzame warmte gaat produceren. Die successen, en de klimaatwinst die we daarmee realiseren, maken dit werk zo mooi.”

Commentaar Marc Londo

Bron: Vattenfall
Beeld: Shutterstock

Deel dit artikel

permalink