Kanaalplaat met 90% CO2-reductie op het bindmiddel

VBI wil al in 2025 voldoen aan de Paris Proof-normen, die pas in 2030 van kracht zijn. Die ambitie wordt nu al overtroffen, dankzij een recente innovatie: prefab kanaalplaten die met een alternatief bindmiddel worden geproduceerd. 

De prefab kanaalplaten van VBI kunnen geproduceerd worden met het alternatieve bindmiddel INVIE van de BTE Groep. Dat zorgt volgens de producent van kanaalplaatvloeren voor een verdere reductie van CO2, vooral vergeleken met een massieve vloer. Het is een vers wapenfeit voor VBI, dat als een van de koplopers vertegenwoordigd in het Betonakkoord aan de slag is met het onderwerp circulair bouwen.

Eerder publiceerde Duurzaam Gebouwd al over de nieuwgarantie voor refurbished kanaalplaten. De producent introduceerde al ontwerpdetails waarmee bouwers remontabel kunnen bouwen, zodat bouwproducten weer ongeschonden uit een gebouw komen. Op de hergebruikte kanaalplaten geeft VBI een productgarantie.

CO2-impact

Nu richt VBI zich op de CO2-impact van het product zelf. Volgens de producent moet de impact van toegepaste producten in de bouw omlaag. In het geval van de kanaalplaatvloer komt globaal tweederde van het totale CO2-profiel op conto van het bindmiddel. Wat je daar kan besparen, zet dus zoden aan de dijk. “Dat pakken we nu aan”, zegt adviseur duurzaamheid Thies van der Wal van VBI tijdens de Week van de Circulaire Economie. “Zand en grind is volgens alle literatuur het meest sustainable dat je kan bedenken. Het produceren van het bindmiddel is de olifant in de kamer, daar is iedereen het over eens. Specifiek gesteld: het bindmiddel in de GWP fase A1 in de EPD.”

Alternatief bindmiddel

De vloer is geproduceerd met INVIE, een alternatief bindmiddel uit reststromen, die de huidig toegepaste bindmiddelen kan vervangen. Het product is ontwikkeld en gepatenteerd door ASCEM, het kennisinstituut van de BTE Groep. Het wordt gemaakt door het omsmelten van reststromen waardoor er een reactief glas ontstaat. Dit glas wordt gemalen en met enkele toevoegingen verwerkt tot een kwalitatief hoogwaardig bindmiddel.

De grondstoffen van INVIE kunnen bestaan uit verschillende reststromen, die geen nuttige bestemming meer hebben, zoals staalslakken en AVI bodemassen. Deze slakken en assen worden gemodificeerd en geactiveerd, waarbij de schadelijke effecten geneutraliseerd zijn.

Dat mes snijdt dus aan twee kanten, zo legde directeur Bart van Melick onlangs uit in een rondetafelgesprek over Circulair Bouwen met de vaste Tweede Kamercommissie Infrastructuur en Waterstaat. “Enerzijds: je lost een milieuprobleem op en bent circulair - sterker nog, je bent bezig met upcycling. Anderzijds realiseer je een forse CO2-reductie, waardoor het nog interessanter wordt.”

Proef op de som

BTE Groep deed al proeven met INVIE in verschillende applicaties. VBI ging er ook mee aan de slag: in maart 2022 was er een eerste praktijkproef met het bindmiddel. De producent stortte 300 meter kanaalplaat, zaagde er vloerelementen van en liet deze vervolgens beproeven op sterkte.

Met de geleerde lessen uit 2022 volgde precies een jaar later een tweede praktijkproef. In het afgelopen jaar zijn deze vloerelementen op tal van eigenschappen, waaronder veroudering, gemonitord. Conclusie? “Het werkt”, zegt Thies. “De vloeren hebben onze verwachtingen overtroffen.”

Voor de toepassing van dit bindmiddel bestaat vooralsnog geen norm, want het is cementloos. Desondanks weet Van der Wal dat VBI het kan produceren en dat het product constructief voldoet. “De verouderingsproeven zijn geslaagd, alles is goed gedocumenteerd. De gemaakte vloer presteert minimaal 15% beter dan de bestaande norm. Dat betekent dat we kunnen opschalen en industrieel produceren, vooruitlopend op een publieke norm.”

CO2 verminderen én opslaan

Van der Wal rekent voor wat dit alles voor impact heeft op het CO2-profiel van de kanaalplaatvloer, door een vergelijking te maken met een massieve betonvloer van 20 centimeter dik met portlandcement. Het feit dat een kanaalplaatvloer hol is en dus zorgt voor minder materiaalgebruik, levert al een materiaal- en CO2-reductie op van 40%. Het vervangen van het bindmiddel komt daar bovenop: die levert nog eens ongeveer 75% CO2-reductie. Dan is er nog een derde effect genaamd carbon utilisation. Dat houdt in dat in de toeslagstoffen CO2 is opgeslagen.

“De combinatie van het holle product dat minder grondstoffen gebruikt, de vervanging van de binders en die carbon uptake leidt in een vergelijking met een massieve vloer met portlandcement tot een reductie van ruim 90% als je kijkt naar de binders in de A1-fase. Dat is enorm. We zijn hiermee dus nog minder dan 10% van het nulpunt verwijderd.”

Opschalen

Voor commercieel opschalen zijn nog wel wat hobbels te nemen, zo gaf Bart onlangs aan in het rondetafelgesprek over circulair bouwen. Een fabriek neerzetten blijkt lastig wegens stroperige procedures. Overheidssteun is nodig om te versnellen en op te schalen. Ook is er geen productnorm waar INVIE aan kan voldoen. “Dat zou niet uit moeten maken, als opdrachtgevers gaan beoordelen op technische prestaties en uitvragen naar Beton-op-prestatie”, legt hij uit.

Van der Wal steunt dat pleidooi en doet er nog een oproep bovenop: “Wat VBI betreft zou de overheid een integrale eis voor CO2 moeten invoeren, bijvoorbeeld een maximale initiële hoeveelheid CO2 per m2 gebouw. Op die manier komen producten met een lage milieudruk bovendrijven.” Die oproep wordt breed gedeeld in de bouw, maar is tot dusver geen onderdeel van de overheidsplannen. Een grenswaarde voor CO2 biedt volgens Van der Wal level playing field.

Bouwers en ontwikkelaars die geïnteresseerd zijn in deze ontwikkelingen, kunnen zich melden bij Thies. “Ondertussen heeft VBI de ambitie om in 2025 al te voldoen aan de Paris Proof-eisen van 2030”, gaat Thies verder. “Waardoor VBI bijdraagt om Nederland zijn koppositie in de EU te laten behouden.”

Deel dit artikel

permalink