'Label moet geen duurzaamheidskunstje worden'

Duurzaamheidslabels als BREEAM, WELL en GPR moeten circulariteit beter binnen de systematiek onderbrengen, om de beoordeling van gebouwen op materiaal- en milieu-impact eenvoudiger te maken. Circulariteitsindexen kunnen een bijdrage leveren aan één overkoepelend label dat energie, gezondheid en circulariteit op waarde schat. 

Deze inzichten bleken uit een rondetafelgesprek bij gastheer Tarkett / Desso te Waalwijk. De eerste stelling ‘Er moet één bouwcertificaat komen voor duurzaamheid’. “Er is een wildgroei aan labels, waaronder BREEAM, WELL en GPR”, vond director of project development Gerard Streng van Strukton Worksphere. “Elk label beoordeelt weer andere facetten van een gebouw.” Doordat iedere certificering andere focuspunten heeft, wordt het lastig om een eenduidige maatlat aan te houden. “Wij leveren onze oplossingen aan diverse opdrachtgevers, die vaak diverse labels nastreven”, lichtte markt- en duurzaamheidsmanager Bauke Geuzebroek van Knauf toe. “We ervaren wel dat BREEAM als standaard geldt. In ieder geval onder de aannemers.” De populariteit is ook gastheer en sales en marketing directeur Dick van der Graaf van Tarkett / Desso niet ontgaan. “Het creëert waarde en geldt voor veel partijen inmiddels als belangrijke communicatietool.”

Vrijwel alle beschikbare labels nemen circulariteit in meer of mindere mate in de beoordeling mee. “Toch ervaren we bij projecten als The Green House in Utrecht dat de huidige labels niet voldoen”, aldus Streng. “Zowel BREEAM, WELL als GPR zijn wat ons betreft onvoldoende in staat om circulariteit meetbaar te maken en dit naar buiten te communiceren.” Ook key accountmanager Ronald Geukema van Tarkett / Desso achtte dit als een belangrijk verbeterpunt. “Een betere beoordeling van circulariteit en gezondheid binnen een label helpt gebouweigenaren en -beheerders om een toekomstbestendige keuze te maken.” Om circulariteit beter meetbaar te maken initieerde Duurzaam Gebouwd-partner Alba Concepts de Building Circularity Index. “Hiermee meet je circulaire prestaties en koppel je een waarderingscijfer of percentage aan je ontwikkeling”, weet Geuzebroek.

Circulariteit, gezondheid en duurzaamheid berekenen

Eenduidigheid aanbrengen in een label, inclusief circulariteit, lijkt de volgende stap in de ontwikkeling van een overkoepelend label. “In plaats van de traditionele certificeringen voel ik er meer voor als er uit één berekening duidelijk wordt dat er inderdaad circulariteit, gezondheid en duurzaamheid is bereikt”, pleitte directeur Stefan Smit van Flexipol. “Het is lastig om één rekenmethode toe passen”, denkt algemeen directeur Joan Remmerswaal van Van Dorp. “Of we nu voor één of meerdere rekenmethodes gaan, het gevaar is dat we ons blindstaren en certificaatjagen.” Dat onderstreepte adviseur bouwconcepten Peter Musters van VBI. “Zo’n jager kan nooit een koploper zijn in duurzaamheid. Maar labels trekken sommige partijen mee en blijven hierdoor in het peloton, in plaats van af te vallen.” Hierop waarschuwde Streng voor wat hij een ‘duurzaamheidskunstje’ noemt. “Na de bouw lijken partijen ineens de voorgenomen afspraken te vergeten. Daarom lopen de resultaten in de exploitatiefase terug, terwijl je juist in die fase de winst moet pakken.”

Een grotere focus op de exploitatiefase ligt daarom voor de hand bij de ontwikkeling van een centraal certificaat. “Ook de milieu-impact moet een grotere rol krijgen”, vond manager duurzaam bouwen Martin Bijleveld van Veris. “We hebben LCA’s voor 1000 producten in de NMD, maar het aantal producten is vele malen groter. De link tussen circulariteit en LCA’s is ook moeilijk vast te stellen. Een product is circulair bij een LCA met schaduwkosten van nul, maar hoe circulair een product is waarbij er wel schaduwkosten zijn, is vooralsnog vrijwel niet vast te stellen. Hierdoor zijn deze analyses nog moeilijk in te passen in een circulair label.” Naast materiaalinformatie moet de informatie in een nieuw overkoepelend label niet te complex zijn. “Daarnaast moet het aanzien genieten en internationaal relevant zijn”, vindt junior adviseur Menno Schokker van Merosch.“ Daar sloot Geuzebroek zich bij aan. “Het mooie van een label kan zijn dat het progressief en adaptief is. We moeten naar een label toe dat constant evolueert.”

Bekijk de SWOT en de deelnemerslijst

Producten laten leasen en terugnemen

De Cradle to Cradle-certificeringsmethodiek kwam ter sprake tijdens de discussie rondom de tweede stelling: ‘Cradle to Cradle heeft geen toegevoegde waarde in de bouwketen, de materialen kunnen toch niet worden teruggehaald’. Business development manager Ben Kruseman van De RuwBouw Groep had daar andere ideeën over. “Er zijn nu al partijen die offertes uitbrengen met een terugname garantie. Als organisatie moet je je nu al bekommeren om je materiaalstromen en gewend raken aan het idee dat je na de levenscyclus van een gebouw je spullen, of grondstoffen weer terugneemt.” Dat gedachtengoed onderbouwde Smit. “Hiervoor is een product of service-constructie geschikt, waarbij je je oplossingen laat leasen. Na een tijdje kun je je systemen weer terugnemen, omvormen en weer geschikt maken voor een nieuwe gebouwfunctie of een compleet ander gebouw.”

Om dit leasen in goede banen te leiden, is een goed contract onontbeerlijk. “Dit is essentieel om geen misverstanden te laten bestaan over het laten gebruiken van je oplossingen.” Daarnaast is het voor een leverancier belangrijk om duidelijkheid te hebben over restwaarde. “Je wilt weten wat de waarde van je product is over 50 jaar. Een initiatief als Madaster, dat materiaalstromen en -waarde inventariseert, kan hierin een mooie rol vervullen.” Toch lijkt de marktvraag naar leaseoplossingen tegen te vallen. “Lease wordt aangeduid als te duur, want er zit een partij tussen die financiert”, gaf Van der Graaf aan. “We denken na over hoe je je product als service beter in de markt zet en het meer zoden aan de dijk zet.”

Hoogwaardig hergebruik van materialen

Sommige materialen lenen zich beter dan andere voor dergelijke circulaire leaseconstructies. “Wij werken voornamelijk met hout, dat je relatief eenvoudig kunt afbreken en opnieuw kunt inzetten in een andere constructie, gebouw of project”, gaf commercieel directeur Wim-Heerke Spronk van Robuusteiken aan. “Je kunt creatief met materialen worden op het moment dat je gebouw er 5 of 10 jaar staat”, vult Smit aan. Daar heeft Musters een voorbeeld van. “De tijdelijke rechtbank in Amsterdam heeft als een van de uitgangspunten dat het gebouw er slechts 5 jaar staat. Het gebouw is ontworpen voor demontage en de eigenaar maakt het functioneel inzetbaar. Op deze manier krijg je een andere businesscase.” Demontage in een vroeg stadium meenemen in het ontwerp kan op positieve reacties rekenen van de deelnemers, onder andere van Van Der Graaf. “Vanuit de opdrachtgever moet deze gedachte veel vaker gaan spelen.”

De Cradle to Cradle-filosofie richt zich op het hoogwaardig hergebruiken van grondstoffen en materialen, waarbij afval als voedsel dient. “Toch komt het nog voor dat er afval vrijkomt. Daar gaat de derde stelling ‘Afval moet veel hoger worden belast, dan verandert de keten vanzelf’ over”, luidde Van der Graaf in. “95% van het bouwafval wordt al gerecycled”, las Geukema uit een onderzoek van Bouwend Nederland op. “Dat komt dan onder de snelweg”, lachte Schokker. “Als we verantwoordelijkheid nemen, hebben we straks geen centrales meer nodig die zich met afvalverbranding bezighouden”, gaf Van der Graaf aan.

Afval verleden tijd

Door als leverancier eigen processen circulair te maken is afval verleden tijd. “Het is zaak dat organisaties dit vraagstuk tijdig invullen, want de ambitie van de overheid is om in 2050 geen afval meer te produceren”, bracht Musters in. “Om dit proces te versnellen is het zaak dat de markt de juiste prikkels krijgt om hiermee aan de slag te gaan. Niet alleen door initiatieven als Cradle to Cradle te omarmen, maar ook door meer vraag te krijgen voor circulaire oplossingen van opdrachtgevers.” Een voorbeeld van hoe dit nu al wordt aangewakkerd is het inzetten van beton dat voor minstens 30% aan betongranulaat is gemaakt. “Dan kan de opdrachtgever de investering aftrekken van de belasting dankzij de MIA / VAMIL regeling. Vraag kan aanbod bewegen om de doelstellingen op tijd te halen. De urgentie is er”, besluit Musters.

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Tarkett BV