De duurzame stad is van alle tijden

In de serie ‘De Eeuw van de Stad’ van de VPRO geven 7 duurzaam gebouwd-experts hun visie op de duurzame stad. Dit keer Martin Dubbeling van SAB. Dit artikel is tevens te lezen op: http://weblogs.hollanddoc.nl/deeeuwvandestad.

Door de eeuwen heen zijn onze landschappen en onze steden gevormd door de beschikbaarheid van energie. Nederland is dan ook een energielandschap bij uitstek. De landschappen en steden zijn hier ontstaan door de winning van achtereenvolgens hout, waterkracht, laagveen, hoogveen en door het droogmalen van binnenwateren met windmolens en stoommachines.

Door het slim benutten van landerijen, wegen en lokaal beschikbare energie en grondstoffen werd land- en tuinbouw bedreven, werden producten gemaakt, kon handel worden gedreven, kon belasting worden geheven en werden legers uitgerust.

Town
Het Engelse woord town is afgeleid van de woorden tun en toun en is nauw verwant met het Nederlandse woord tuin en het Duitse woord Zaun*. Het is een omsloten groene ruimte met woningen, moestuinen, werkplaatsen en opslag voor eigen gebruik en handel. Steden gingen zich gaandeweg specialiseren in bijvoorbeeld de productie van goederen, handel, landsverdediging, bestuur, religie, onderwijs en wetenschap, cultuur en in de laatste decennia in toerisme, sport en media.

De meer succesvolle steden zijn niet alleen in staat om steeds opnieuw nieuwe functies en identiteiten aan te trekken, maar weten de oude en nieuwe functies en identiteiten ook goed te combineren.

Duurzame steden zijn flexibel
De positie en identiteit van de steden kunnen veranderen, soms binnen een generatie. Zo was Franeker lange tijd de tweede universiteitsstad naast Leiden en was Hoogeveen, vanwege het transport van turf, de grootste binnenhaven van Nederland. Andere steden blijven eeuwenlang of langer ongewijzigd.

Zo is na enkele millennia de enorme Sri Meenakshi tempel in Tamil Nadu nog steeds het geografische en religieuze centrum van de miljoenenstad Madurai. De Sri Meenakshi tempel was voor het begin van onze jaartelling al in gebruik. Dit is ruim voor de bouw van het Pantheon in Rome, de tempel gewijd aan alle goden van de Romeinen.

Succesvolle, lees duurzame, steden zijn flexibel. De stadsplattegrond gaat lang mee en is door de decennia en eeuwen heen elke keer opnieuw in staat om ruimte te bieden aan nieuwe functies en te voldoen aan nieuwe eisen. Veranderingen in de tijd en veranderingen in identiteit en functies zijn noodzakelijk om de steden vitaal te houden. Soms zijn hiervoor stevige ingrepen nodig, denk aan de boulevards van Haussmann in Parijs (1850), het havenfront van Oslo (1986) of de Kop van Zuid in Rotterdam (1996). Het meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld is de herontwikkeling van de scheepswerven in het centrum van Bilbao tot een mondaine stadswijk met het Guggenheim museum (1997) als icoon van de transformatie.

Steden veranderen. In de twintigste eeuw ontleenden de steden hun bestaansrecht door de productie van goederen, handel en diensten, nu zijn het de creatieve en de recreatieve economie die voor ontwikkeling en welvaart van de steden moeten zorgen.

Robuuste stadsplattegrond
Niet alle stevige ingrepen in de steden zijn een blijvend succes. De transformaties van Hoog Catharijne in Utrecht (1973) en de badplaats Scheveningen (1979), zijn nooit echt een succes geworden en staan opnieuw aan de vooravond van een ingrijpende vernieuwing.

De duurzame stad zit voor een stedenbouwkundige niet alleen in het milieu, maar vooral de robuustheid van de stadsplattegrond in combinatie met de kwaliteit van inrichting van de openbare buitenruimte, de gebouwen en de infrastructuur. Niet alle steden zijn even robuust. Sommige steden in de oude en de nieuwe wereld lopen na eeuwen lange bewoning leeg, soms binnen enkele jaren. Dan was het water op, de bodem en de grondstoffen uitgeput, is het klimaat veranderd, de handel verplaatst naar andere routes en steden, de stad uitgewoond of de industrie verouderd, zoals Eisenhüttenstadt (1953) op de grens van Duitsland en Polen.

Het is dit jaar exact 150 jaar geleden dat Ildefons Cerdà het uitbreidingsplan Eixample voor Barcelona heeft gemaakt. Dit plan bestaat uit een grid van straten en bouwblokken dat het middeleeuwse stadshart van Barcelona omsluit. Het stadsplan van Cerdà is mede ingegeven door zonlicht, frisse lucht, grote publieke ruimten en openbaar vervoer voor de stadsbewoners en de efficiënte aan- en afvoer van water, energie, goederen en afval.

Dit lijkt nu allemaal heel vanzelfsprekend, maar het was een buitengewoon grote sprong voorwaarts ten opzichte van het woonmilieu in de oude stad. Barcelona heeft de Olympische Spelen in 1992 aangegrepen om de havens te verplaatsen en de stad een gezicht en stadsleven aan zee te bieden. Hiermee werd een oude identiteit afgeschud en een nieuwe identiteit toegevoegd. Het was de tweede grote sprong voorwaarts van deze stad.

Stadsconcepten
Het doorwrochte stadsplan van Cerdà voor Barcelona is overigens geen unicum. De stadsplattegronden van zowel Jaipur (1731) in Rajasthan, de eerste planmatige stad in India, als Lutyens’ New Delhi (1931) en Chandigarh (1953), de hoofdstad van de Punjab en Haryana, zijn heel goed aangepast aan de natuurlijke omstandigheden en passen in het maatschappelijke gedachtegoed van die tijd.

In de stadsconcepten van The Garden City Movement (1898) van Ebenezer Howard, Une Cité Industrielle (1918) van Tony Garnier en Ville Contemporaine (1922) van Le Corbusier staan de vrije en onbelemmerde ontwikkeling van het individu centraal. De hedendaagse stadsconcepten houden niet op bij de stadsgrenzen. Zo zijn Kopenhagen in Denemarken en Malmö in Zweden door de nieuwe brug over de Sont (2000) en een gezamenlijk en hoogwaardig openbaar vervoerssysteem nu feitelijk een dubbelstad geworden.

Mens, stad, natuurlijke omgeving en milieu zijn al eeuwen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit is overal te zien, zowel in Maastricht en Nijmegen, de oudste steden van Nederland, als in Droogmakerij de Beemster of het schitterende dubbellint van het Groningse Wildervank, voorbeelden van ontginningsnederzettingen in energielandschappen uit de zeventiende eeuw. De ontwikkeling van Nederland is in de afgelopen decennia door de winning van steenkool, olie en gas in een stroomversnelling gekomen. Aan de tijd van de onbegrensde beschikbaarheid van energie, water en grondstoffen dreigt echter een einde te komen. De Nederlandse samenleving moet in de komende jaren stevige ambities waarmaken op het gebied van een duurzame energievoorziening.

Klimaatsteden
Succesvolle en duurzame steden van de nabije toekomst zoeken naar oplossingen om op het schaalniveau van de stad en de stadsregio hedendaagse uitdagingen op het gebied van het opwekken van duurzame energie en het terugdringen van broeikasgassen het hoofd te bieden. Het gaat dan niet meer om ‘hoe kunnen we (fossiele) energie besparen’, maar om ‘hoe kunnen we op stadsniveau (duurzame) energie het beste inzetten en voor iedereen toegankelijk maken’? Zo langzamerhand begint het besef door te dringen dat op gebied van ruimtelijke ordening, planologie, stedenbouw en landschapsarchitectuur nog buitengewoon veel milieuwinst valt te behalen.

Door stedelijke herstructurering, het benutten van slimme koppelingen in de lokale opwekking van duurzame energie en de benutting van restwarmte en het drastisch verbeteren van openbaar vervoer is het mogelijk om de uitstoot van broeikasgassen effectief terug te brengen. Wanneer je dit op een stevige schaal aanpakt dan heb je het over Low Carbon Cities, steden of stedelijke regio’s die de CO2-huishouding aardig op orde hebben. Ga je een stap verder dan heb je het over Zero Carbon Cities of over zogenaamde ‘klimaatsteden’. Dit zijn steden of stedelijke regio’s die uitsluitend gebruik maken van duurzame energie, opgewekt door bijvoorbeeld zonne-energie, aardwarmte, windenergie en waterkracht.

Klimaatstad Rotterdam en Den Haag als de Duurzame Wereldstad aan Zee zijn twee voorbeelden van steden die al druk bezig met het werken aan de duurzame stad in 2025 respectievelijk 2050. Rotterdam richt zich op het versterken van de economie en het gebruik van duurzame energie in de gebouwde omgeving, gedragsverandering, duurzame mobiliteit en innovatie. Daarnaast profileert Rotterdam zich als energiehaven en voorloper op het gebied van om mitigatie (het verminderen van de emissies van broeikasgassen) en adaptatie (het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering). Wereldstad Den Haag profileert zich met internationaal toonaangevende projecten op het gebied van ecologie, energie en stedenbouw en heeft het voornemen om de ligging aan zee en de overvloedige beschikbaarheid aan bodemwarmte te benutten. Dit laat eens te meer zien dat de duurzame stad van alle tijden is.

Martin Dubbeling is stedenbouwkundige bij Connecting Cities en een van de auteurs van het boek ‘Duurzame stedenbouw, perspectieven en voorbeelden’. Hij is lid van het congress team en een van de rapporteurs op het 45th ISOCARP International Congress ‘Low Carbon Cities’. Het congres vindt plaats van 18 tot en met 22 oktober in Porto. ISOCARP is een wereldwijd vertakte organisatie van en voor planners, onderzoekers en ontwerpers.

* town
O.E. tun "enclosure, enclosed land with buildings," later "village," from P.Gmc. *tunaz, *tunan (cf. O.S., O.N., O.Fris. tun "fence, hedge," M.Du. tuun "fence," Du. tuin "garden," O.H.G. zun, Ger. Zaun "fence, hedge"), an early borrowing from Celtic *dunom (cf. O.Ir. dun, Welsh din "fortress, fortified place, camp;" see down (n.2)). Meaning "inhabited place larger than a village" (1154) arose after the Norman conquest, to correspond to Fr. ville. The modern word is partially a generic term, applicable to cities of great size as well as places intermediate between a city and a village; such use is unusual, the only parallel is perhaps L. oppidium, which occasionally was applied to Rome or Athens (each of which was more properly an urbs). First record of town hall is from 1481; townhouse "residence in a town" is from 1825. Townie "townsman, one raised in a town" is recorded from 1827, often opposed to the university students or circus workers who were just passing through. Town ball, version of baseball, is recorded from 1852. Town car (1907) originally was a motor car with an enclosed passenger compartment and open driver's seat. On the town "living the high life" is from 1712. Go to town "do (something) energetically" is first recorded 1933. Man about town "one constantly seen at public and private functions" is attested from 1734. Bron: Online Etymology Dictionary, © 2001 Douglas Harper.

Foto's
Foto 1: Bilbao
Foto 2: Barcelona
Foto 3: Oslo Aker Brygge 

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Martin Dubbeling