Over labels en zo

Dat er een verschil bestaat tussen theorie en praktijk weet iedereen. Bij het verduurzamen van de gebouwde omgeving is dit helaas niet anders.

In het januarinummer van TVVL staat een interessant artikel over energielabels en werkelijk energieverbruik (Majcen, ir D. et al, Technische Universiteit Delft. Onderzoeksinstituut OTB). De belangrijkste conclusies over gasverbruik in woningen is dat de labels een voorspellende waarde hebben voor het reële gasverbruik: hoe hoger het label, des te lager het gemiddelde gasverbruik. Gelukkig maar, de labels doen wat ze moeten doen!

Vrijwel onafhankelijk
Toch zijn de verschillen in daadwerkelijk gasverbruik tussen de diverse labels kleiner dan verwacht. Zo blijkt het gasverbruik bij een label G-woning in de praktijk veel lager te zijn dan de theoretisch berekende waarde. Omgekeerd geldt dat het werkelijke gasverbruik bij label A-woningen hoger uitvalt. Voor elektriciteit geldt bij alle labels dat het praktijkverbruik veel hoger is. Dat praktijkgebruik is vrijwel onafhankelijk van het label. Uit dit onderzoek kunnen we dus concluderen dat labels een voorspellende waarde hebben voor gas- maar niet voor elektriciteitsgebruik en dat de verschillen tussen de diverse labels veel kleiner zijn dan verwacht.

Lessen
Dit heeft uiteraard consequenties voor het realiseren van de besparingsdoelstellingen. Ook dat laat het onderzoek keurig zien. Als gekozen wordt voor een strikt financiële benadering, dan is de conclusie dat de terugverdientijden van maatregelenpakketten langer zijn dan waar in de praktijk mee wordt gerekend.

Er is wat mij betreft nog een aantal andere lessen te leren. Bij het verduurzamen van woningen moet meer aandacht worden besteed aan de menselijke factor. We weten dat in eenzelfde type woning het energieverbruik wel een factor 2 kan verschillen.

Het is daarom raadzaam de bewoner meer inzicht te geven in de relatie tussen gedrag en de energierekening. De slimme meter verdient zichzelf terug.

Gebruik en wensen
Daarnaast moet, meer dan nu het geval is, de keuze voor technische installaties en bouwkundige aanpassingen worden gebaseerd op woninggebruik en bewonerswensen. Bewoners kiezen dan een pakket waarvan zij weten welke energiebesparing en – net zo belangrijk – welk comfortniveau zij kunnen bereiken.

Uiteraard ligt de bal niet alleen bij de bewoners. Innovatie mag niet alleen gericht zijn op het ontwikkelen van nóg energie-efficiëntere oplossingen. Er moet ook nadrukkelijk aandacht zijn voor de interactie tussen techniek en gebruiker. In de uitwerking door het Topconsortium voor Kennis en Innovatie binnen de topsector Energie, ‘Energiebesparing in de gebouwde omgeving’, is hier gelukkig de nodige aandacht voor.

Ik pleit hierbij alvast voor een intensievere samenwerking tussen gedragswetenschappers en techneuten!

Tekst: Kees de Schipper

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Kees de Schipper