Doet goed voorbeeld goed volgen?

De bouwbranche wordt van oudsher verdeeld in twee sectoren. De B&U-sector (burgelijke- en utiliteitssector) en de GWW (grond-, weg- en waterbouw). Hoewel sommige bedrijven in beide sectoren actief zijn, zijn de meeste bedrijven gespecialiseerd in één van de sectoren en gaat het qua opdrachtgevers, soort van activiteiten en gebruikt materieel om verschillende markten.

Op 10 juni is de Green Deal Duurzame GWW getekend door ministeries, waterschappen, provincies en de bouwbranche. Daarin is niet alleen afgesproken dat duurzame ambities in alle GWW-projecten een rol gaan spelen, maar ook dat de gebruikte instrumenten om duurzaamheid te meten en verder te ontwikkelen zullen worden gestroomlijnd. Concreet gaat het om de instrumenten Ambitieweb, Omgevingswijzer, DuBoCalc en CO2-prestatieladder.

Stabiele basis
Het is een goed voorbeeld van een gezamenlijke aanpak van overheid en markt die navolging verdient in de B&U-sector. Woningbouw- en utiliteitsprojecten hebben namelijk nog een lange weg te gaan in het creëren van gezamenlijke brede ambities op het gebied van duurzaamheid en het toepassen van eenduidig instrumentarium. Recent zag ik nog een uitvraag van de gemeente Eindhoven, waarin de gemeente weer een eigen stappenplan voor duurzaam bouwen formuleert. Een eenduidige keuze voor instrumenten – ik noem bijvoorbeeld BREEAM voor utiliteitsgebouwen en GPR voor woongebouwen – zou de branche zeker helpen. Dan ontstaat er een stabiele basis voor de producten en kan er worden gefocust op juist die dingen die voor klanten specifiek van belang zijn in een project.

Maar de B&U-sector heeft toch het Lente-akkoord? Dat klopt. Het Lente-akkoord laat zien dat er met de branche afspraken te maken zijn maar het is alleen gericht op beperking van de CO2-uitstoot en volgt vooral de door Europa snel neerwaarts bijgestelde eisen. De vraag is of het Lente-akkoord nog wat toevoegt aan de regelgeving vanuit Europa.

Enorme kansen
Er zijn twee aspecten aan de Green Deal Duurzame GWW die juist ook kansen bieden voor de B&U-sector. Eén van de redenen daarvoor is dat duurzaamheidsambities in een project niet automatisch leiden tot een duurder project. Er is namelijk expliciet afgesproken is dat er minimaal tien jaar vooruit wordt gekeken bij het formuleren van de opdracht; daarmee worden onderhoud en beheer automatisch meegenomen in de ontwerpfase. Dit levert enorme kansen op voor zowel het toepassen van innovaties als duurzame alternatieven. Beide zijn gebaat bij continuïteit en ruimte voor terugverdientijden.

Het verkopen van woningen op basis van woonlasten – waar Heijmans bij Almere Green Poort mee op de markt komt – is hier een eerste aanzet toe. Deze nieuwe manier van denken biedt bouwbedrijven ook kansen als het gaat om nieuwe verdienmodellen. Tot slot biedt het de mogelijkheid om te ontsnappen aan de ‘race-to-the-bottom’ van laagste kosten.

Onderdeel van de waardering
Anderzijds zal de verbreding van het onderwerp duurzaamheid nadrukkelijker worden bezien. Het gaat niet meer om het planten van een compensatiebosje bij de aanleg van een weg, maar om het helder definiëren van de duurzaamheidsopdracht. Hierbij zullen de belangen van stakeholders nadrukkelijk een rol spelen. Dat betekent dat de tijd die aan een weg wordt gewerkt of de overlast die onderhoud van een plantsoen veroorzaakt onderdeel is van de waardering door de opdrachtgever.

Stel je voor dat we de mate van tevredenheid van de kantoorgebruiker over het nieuw gerealiseerde pand of de productiviteit van medewerkers nadrukkelijk meenemen in de beloning van het project. Dan zijn we als B&U-branche pas écht (duurzame) waarde aan het toevoegen.

Tekst: Robert Koolen

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Robert Koolen