'Zo’n gebiedslabel bekt natuurlijk lekker'

Jos Schild (Royal HaskoningDHV, rechts op de foto) en Bas van de Griendt (BPD, links op de foto) zijn het eens over duurzame gebiedsontwikkeling op diverse terreinen, zo bleek uit het artikel 'Duurzame gebiedsontwikkeling gaat te veel over milieu'. Ze verschillen echter van mening over het nut van labels, die de duurzaamheid van gebieden in een score uitdrukken.

Hoe kijkt u aan tegen duurzaamheidslabels voor gebieden (zoals LEED Neighbourhood Development, BREEAM Gebiedsontwikkeling, NL Greenlabel voor buitenruimten)?

Jos Schild, adviseur duurzaam ontwikkelen bij Royal HaskoningDHV: ”Allereerst een kanttekening bij gebiedslabels: als we uit het oog verliezen dat zo’n label een hulpmiddel is om een gebied duurzaam te ontwikkelen, dan verliest het zijn waarde en wordt het label een doel op zich. Persoonlijk zie ik verschillende voordelen van dergelijke labels. Zo’n label biedt concreet inzicht in de integrale duurzaamheidscore van een gebied. Dat is voor klanten een van de belangrijkste redenen om zo’n label aan te schaffen. Het maakt duurzaamheid zichtbaar, meetbaar en bespreekbaar. Een label schept duidelijkheid hoe een gebied scoort.

Met een label kun je een gebied ook profileren. Wil je een bedrijventerrein als duurzaam in de markt zetten? Met een label heb je een onafhankelijke toets die dat bevestigt. Ik zie dat BREEAM een sterk merk is dat vanuit zichzelf al borg staat voor duurzaam ontwikkelen. Een label kan helpen om andere partijen overtuigen om zich ergens te vestigen. Het is dan een marketingtool, dat gebruikers van een gebied aantrekt en daarmee financieel voordeel oplevert. Daarnaast kunnen gebruikers van een gelabeld gebied eerder gebruikmaken van subsidieregelingen zoals MIA of fiscale voordelen zoals de VAMIL-regeling.

Het proces om een certificaat te bemachtigen, stimuleert stakeholders ook om de getoonde ambities waar te maken. Je kunt wel een duurzaam gebied ontwerpen en daarvoor een bepaalde BREEAM-score halen, maar dan wil je zo’n gebied natuurlijk ook realiseren. De duurzaamheidseisen van BREEAM helpen daar dan bij. Verder laat een label, nog los van de uiteindelijke scores, de huidige stand der techniek zien op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling. Het is het kader, de norm en de maatlat waaraan je een ontwikkeling kunt spiegelen.”

Bas van de Griendt, manager MVO en Duurzaam Ontwikkelen bij BPD: “Ik ben niet zo enthousiast. Het bekt natuurlijk wel lekker als je zo’n label haalt. En het heeft positieve kanten, zoals dat je inzichtelijk maakt of en hoe duurzaam een gebied op bepaalde onderdelen scoort. Een BREEAM-label zit ook best knap in elkaar.

Maar er zijn meerdere redenen waarom ik dergelijke labels niet zo veel vindt. Allereerst is het niet onderscheidend genoeg. Voor het bespreekbaar maken van duurzaamheid, daar hoef je geen label voor in te zetten. Wat dat betreft zijn er heel veel wegen die naar Rome leiden. Daarnaast kost certificering veel tijd, geld en energie. Die stop ik liever in echte duurzaamheid of in het actief betrekken van consumenten en eindgebruikers, dan dat ik er een goedbedoelde administratieve kerstboom mee optuig. Zeker voor woningbouw is een gebiedslabel al gauw onbetaalbaar. Ten derde moet je met bewijsvoering komen om zo’n label te halen. Dat betekent vooral administratieve rompslomp. Daarbij komt dat die bewijsvoering voor de consument vaak helemaal niet relevant is. Die heeft liever een lagere energierekening dan een drie- of viersterren label.

Ik zie keurmerken feitelijk als een soort groene aflaat. Welke garantie biedt nou zo’n certificaat voor de duurzaamheid van het gebied in de toekomst? Thomas Rau, een van de meest gelauwerde architecten in ons land als het gaat om duurzaamheid, drukte zich ook al eens kras uit: hij noemt labels ‘groene condooms uit een ander tijdperk’.

Er zijn gebouwen die bij certificering een briljante score halen en zelfs prijzen winnen, maar die niet fatsoenlijk te gebruiken zijn. Ik ken inmiddels voldoende gebouwen die zeer hoog scoorden met BREEAM of met LEED, maar die als gevolg van de crisis of door een fusie inmiddels voor meer dan de helft leeg staan. Is dat duurzaam? Ze zijn heel specifiek gemaakt voor 1 gebruiker. Of ze hebben er bij de bouw niet over nagedacht of het geschikt zou zijn voor meerdere of toekomstige gebruikers. De eerste gebruiker en een label zijn leidend geweest. Het behalen van het certificaat vind ik dan verworden tot een perverse prikkel.”

Welke rol ziet u in de toekomst weggelegd voor een duurzaamheidslabel voor gebieden?

Schild: “Ik verwacht dat ze in de toekomst belangrijker worden. Het is helder dat een gebiedslabel niet voor ieder gebied evenveel waarde heeft. Het gestructureerd nadenken over duurzaamheid is altijd zinvol, maar een gebiedscertificaat heeft alleen zin als de gebruiker – de klant van de ontwikkelaar – daar de waarde van ziet. In de praktijk kom je dan voornamelijk bij bedrijventerreinen uit. Voor woonwijken zie ik – richting de toekomst – dan ook minder kansen. De burger kijkt vooral naar financieel voordeel.

Maar wie weet, misschien verandert in de toekomst de focus van een thema als duurzaamheid wel weer. Het succes is ook afhankelijk van wat het hippe thema is.

De rol van gebiedslabels is op dit moment heel beperkt. Pas als iedereen gebiedslabels gaat gebruiken en het een onderdeel van de praktijk is, wordt het belang van een keurmerk groter. Zo is dat tenminste bij BREEAM Gebouw gegaan.”

Van de Griendt: “Labels zijn in zekere mate onvermijdelijk, maar – zoals gezegd – ze zijn absoluut niet zaligmakend. Voor professionele doeleinden kunnen keurmerken een toegevoegde waarde hebben. Vooral om duurzaamheid bespreekbaar te maken en om te laten zien dat aan bepaalde duurzaamheideisen is voldaan. Investeerders en beleggers vragen er ook steeds vaker om. De wereld van het grote geld wil namelijk garanties op prestaties. Op gebouwniveau zijn labels dan ook al gemeengoed. Uiteindelijk kan een duurzaamheidslabel helpen om jezelf te onderscheiden met jouw gebouw of gebied.

Maar als het om consumenten gaat, zie ik weinig kansen. De kosten en administratieve lasten maken het erg lastig om bij woningbouw de voet aan de grond te krijgen. Burgers hebben liever een lage energierekening dan een duurzaamheidslabel. Het gaat er voor een consument om op een bepaalde plek te kunnen wonen. En dat wordt niet bepaald door de energieprestatiecoëfficient, maar veel eerder door groen in de wijk en niet te vergeten de sociale omgeving. Daarvoor zijn ze wel bereid te betalen, maar niet voor een label. Het mooiste is het natuurlijk als een en ander samenvalt.”

Auteur van dit artikel Michiel Kerpel schrijft zijn masterscriptie over de mogelijke rol van labels bij duurzame gebiedsontwikkeling. In het kader van dat onderzoek is hij geïnteresseerd in de ervaringen en meningen van mensen uit de praktijk. Daarvoor is een online survey opgezet. Heeft u ervaring met gebiedsontwikkeling? Doe mee, geef uw mening! Klik hier om de enquête in te vullen. Bent u werkzaam bij een gemeente? Klik dan hier. De survey loopt nog tot 30 september 2015.

P.S. Het invullen van de survey kost u zo’n 10 minuten. Als tegenprestatie kunt u aangeven interesse te hebben in de onderzoeksresultaten. Meer informatie of wilt u contact opnemen? michiel.kerpel@rhdhv.com / 06-49405986.

Dit dubbelinterview met Jos Schild en Bas van der Griendt bestaat uit 2 delen. Het vorige deel 'Duurzame gebiedsontwikkeling gaat te veel over milieuis afgelopen dinsdag 22 september verschenen.

Deel dit artikel

permalink