De blauwdruk van circulaire brandweerkazernes

De nieuwe circulaire brandweerkazerne in Surhuisterveen heeft meermaals de landelijke media gehaald. Het in juni 2019 opgeleverde pand van de Veiligheidsregio Fryslân is Nul op de Meter (NOM), gasloos, demontabel en is zo circulair mogelijk gebouwd middels een lokale aanbesteding. Wij spraken met Harm Tigchelaar, directeur van JOUS architecten, en Laurens van den Brink, projectleider huisvesting van de Veiligheidsregio Fryslân.

Beeld bovenaan: De nieuwe brandweerkazerne in Surhuisterveen is de eerste in een reeks van NOM-kazernes. Foto: Gerard van Beek Fotografie

Opdrachtgever Veiligheidsregio Fryslân is sinds 2014 in het beheer van al het brandweervastgoed. Na een integrale scan is vastgesteld dat veel kazernes aan vernieuwing toe zijn. “Veiligheidsregio Fryslân heeft 65 brandweerkazernes”, vertelt Van den Brink. Uit die lijst moeten er in ieder geval 8 vernieuwd worden voor 2025. Tot 2050 zal dat een aanzienlijk deel van de vastgoedportefeuille zijn. “Het zou zonde zijn om voor elk pand het wiel opnieuw uit te vinden.”

Lokaal duurzaam

Vanuit dat sentiment is samen met JOUS architecten een blauwdruk ontworpen. Deze standaard, zo is het idee, kan bij elke nieuwbouw van de brandweerkazernes van Veiligheidsregio Fryslân worden ingezet om het proces te vergemakkelijken. Van begin af aan stond in deze blauwdruk de ambitie vast om zo circulair en demontabel mogelijk te bouwen, onder andere door de inzet van hergebruikte materialen. Ofwel: “Reduce, reuse, recycle”, aldus Van den Brink. De kazerne in Surhuisterveen is de eerste die op basis van deze blauwdruk is gebouwd. In Harlingen wordt een vergelijkbare kazerne gebouwd, die opgeleverd wordt in april 2020.

In de blauwdruk is rekening gehouden met veel circulaire aspecten, vertelt Tigchelaar, zodat deze elementen zonder twijfel werden toegepast. Dat neemt niet weg dat de nieuwbouw een gezamenlijk proces was, waarin ook de aannemers hun kennis konden delen. Dat verliep middels een traditionele aanbesteding om juist de lokale aannemers te bereiken. “De brandweer bestaat voor het grootste deel uit vrijwilligers. Die zijn ons veel waard”, legt Van der Brink uit. “Het helpt dus om de lokale economie op deze manier te ondersteunen, door bedrijven uit nabijgelegen dorpen te betrekken en zo vrijwilligers aan ons te binden. Dat is nog duurzaam ook, want het scheelt op transportbewegingen.”

Circulariteit

Tigchelaar geeft aan dat de keuzes voor hergebruikte materialen sterk afhankelijk waren van de kansen die zich voordeden, iets wat de architect uitdaagde op zijn creativiteit. “In de entree is bijvoorbeeld vanwege grondstofbeperking bewust gekozen om het plafond weg te laten. Dat zag er wat karig uit, dus dan ga je op zoek naar mogelijkheden. In ons geval was dat hergebruik van oude brandslangen. Die hebben we strak getrokken om er een gekruist plafondelement van te maken dat niet helemaal dicht is, maar toch de aandacht van de oneffenheden wegneemt.”

Enkele andere kansen: de houten verdiepingsvloer is gemaakt van hergebruikte balken uit de draagconstructie van een voormalige fabriek uit Purmerend, verlichtingsarmaturen zijn afkomstig van Marktplaats en sommige gebruikersinstallaties, zoals de rookgasafzuiging, komen uit de oude kazerne. Op installatiegebied lagen de ambities wel hoger, geeft Tigchelaar toe, maar ‘dat is het mooie aan circulair bouwen: je leert per project’. Van den Brink vult aan: “Het voordeel is dat dit project repeterend is: we hebben nog zeven kazernes te gaan in de komende jaren. De blauwdruk gaat ook verder dan alleen Friesland, dus we kunnen hem steeds beter maken.”

Harm Tigchelaar (links) en het team van JOUS architecten.

Flexibel

Een vlugge blik op de blauwdruk is voldoende om het demontabele aspect van het pand te begrijpen. Enerzijds heb je de ondersteuningsafdeling in een apart blok, dat op diverse manieren kan aansluiten op het stallingsgedeelte. Voor de stallingen is in het ontwerp rekening gehouden met brandweervoer- en vaartuigen van diverse groottes, waarbij de meest voorkomende afmeting de standaard van het blok bepaalt, dus geen overmaat. “Het voordeel is dat de constructie ook uit te breiden is op basis van een helder stramien, afhankelijk van de aanwezige specialismen. Zo kunnen we het ontwerp en de ruimtes hetzelfde houden, maar telkens in een andere montage”, aldus Van den Brink.

Hoewel de ambitie is gehaald om Nul op de meter te worden, was het de wens om ook volledig circulair te bouwen. Dit paste volgens Van den Brink echter niet binnen de tijd. “Als we honderd procent circulair wilden bouwen, hadden we er twee jaar voor moeten uittrekken. Dit is in negen maanden gedaan.” Reden daarvoor is het nog gelimiteerde aanbod van hergebruikt materiaal, waardoor het veelal zoeken is naar bruikbare grondstoffen. “Als we bijvoorbeeld meer van dat hout uit de dakconstructie hadden, hadden we dit ook kunnen doorvoeren in de kantine.” Anderzijds zijn bepaalde elementen vanwege verplichte afmetingen, voortkomend uit het Bouwbesluit, gewoonweg niet ‘tweedehands’ te verkrijgen. Tigchelaar: “Als je dat wilt doorbreken, moet het hele ontwerpproces anders worden gestructureerd. Overheidsinstanties zijn ook nog niet zo ver. Het Bouwbesluit is nog veel te leidend. Iedereen loopt tegen drempels van risico’s en verantwoordelijkheden aan. Daar moet eens een gesprek over komen.”

De vrijwilligers van de brandweer zijn nauw betrokken bij het circulaire interieur van de kazerne. Foto: Gerard van Beek Fotografie

Andere esthetica

Circulariteit is altijd een kwestie van balanceren tussen ambitie en financiën, zo geven Tigchelaar en Van den Brink aan. Zo was het beter voor de losmaakbaarheid om de gevel uit te voeren met een kliksysteem, maar is toch gekozen voor geschroefde gevelplanken. Dat hoeft niet af te doen aan de esthetische kwaliteit. Integendeel, vindt Tigchelaar: “Circulair ontwerpen vraagt om een andere esthetiek. Je kunt zien dat het herbruikbaar is, dat moet je beseffen als opdrachtgever en architect. In dit geval van de verdiepingsvloer levert dat juist een mooie sfeer op. Ik denk dat dit vooral een kwestie van bewustwording is. We zijn de afgelopen jaren heel erg verwend met het idee dat alles perfect moet zijn. Daar komen we tegenwoordig wel op terug.”

“Circulariteit vraagt ook een andere mindset van de gebruiker”, merkt Van den Brink. “In een andere kazerne wilden we tweedehands wc-potten installeren, maar daar merk je toch wat weerstand. We moeten accepteren dat het er minder uitziet, maar men moet zich er ook plezierig voelen.” In de kazerne van Surhuisterveen zijn de vrijwilligers daarom nauw betrokken bij het ontwerp van het interieur. Ze kregen een budget voor de kantine, zodat ze zelf hergebruikte stoelen, verlichting en een bar konden kiezen. Dan zie je dat er lol in ontstaat. Ze vinden er uitdaging in.”

Samenwerking

Op de vraag wat andere projectteams van de brandweerkazerne in Surhuisterveen kunnen leren, wordt eenduidig geantwoord: samenwerking. “De grootste kracht van dit project is dat we intensief met gebruikers hebben gesproken”, aldus Tigchelaar. “Daar is de blauwdruk ook specifiek voor gemaakt. We hebben in vier à vijf avonden de eisen, functionaliteiten en looproutes besproken. Daar heb je in de uitwerking veel profijt van.”

“Als je echt circulair wilt bouwen, moet je nog meer met elkaar kijken wat er voor handen is en wat je ermee kunt doen”, zegt Tigchelaar. “Maar dat kost tijd. Bij ons was circulariteit een nadrukkelijke ambitie, maar het moet ook haalbaar zijn in een bepaalde tijd. In een ideale situatie zit je met nog meer verschillende disciplines om tafel, maar dan moet je het hele proces anders inrichten.”

Tekst: Reinoud Schaatsbergen

Deel dit artikel

permalink