Plannen circulaire economie: wondermiddel of doekje voor het bloeden?

Het kabinet heeft aangekondigd in 2050 van afval af te willen. De urgentie van de transitie naar de circulaire economie lijkt nu ook in Den Haag op de agenda te staan. Positief nieuws dus, is de reactie van velen. Maar het onderwerp vraagt om een veel scherpere discussie.

Het is opvallend dat deze doelstelling geprojecteerd wordt op 2050, zover weg dat het niemand echt raakt. Dit doel vraagt niet alleen om beleid om de transitie naar de circulaire economie te versnellen, maar ook om maatregelen die de lineaire economie afbreken. Het kabinet maakt zelf onderdeel uit van de lineaire economie. Het Rijk heeft forse investeringen gemaakt in de afvalverbrandingsinstallaties en deze verwevenheid werkt door tot en met het niveau van de gemeentes die inzetten op nascheiding.

Urgentie vraagt om maatregelen

De visie van het kabinet is dan ook veel te vrijblijvend. Praten met het bedrijfsleven, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en met ngo's zoals Natuur & Milieu is belangrijk, maar de urgentie van het probleem vraagt om onmiddellijke stellingname en maatregelen. Het kabinet moet zelf stelling durven nemen en harde regels opleggen om het klimaat- en grondstoffenprobleem aan te pakken. Maatregelen die het gebruik van fossiele brandstoffen uitfaseren en afval(verbranding) zwaar belasten, zorgen ervoor dat het bedrijfsleven wel om moet richting een circulaire economie. Systematische samenwerking met het bedrijfsleven, gemeentes en ngo’s helpt om ‘van boven af’ de transitie te versnellen.

Alternatieven voor circulaire economie

Maar dit is niet genoeg. Al ruim 20 jaar werken wetenschappers uit verschillende velden, maar ook burgers, actiegroepen, (sociale) ondernemers en startups aan alternatieven voor de circulaire economie. Vechtend tegen de huidige wet- en regelgeving werken deze innovatieve partijen samen aan de realisatie van de circulaire economie in de praktijk. De urgentie is voor hen al lange tijd een inspiratiebron en drijfveer om te experimenteren, maar ook om de samenwerking op te zoeken met het bedrijfsleven, (lokale) overheden en organisaties. Netwerken als BlueCity010 in Rotterdam en Buiksloterham in Amsterdam zetten hierbij de toon. Deze kennis en ervaring lijken verloren te gaan, wanneer het kabinet zich slechts richt op de grote overkoepelende organisaties die gevestigde belangen behartigen. Ook de rapporten die de voordelen van de circulaire economie becijferen op € 7,3 miljard per jaar en 54.000 extra banen, gaan vaak voorbij aan deze alternatieve economische modellen.

Radicale stappen zetten

Kortom, fijn dat het kabinet in 2050 van afval af wil en de CO2-uitstoot wil verminderen, maar het is nu tijd om te laten zien dat dit voornemen meer is dan een blijmakertje in aanloop naar de verkiezingen. Als Nederland koploper wil worden, moeten er direct radicale stappen gezet worden om de lineaire economie af te breken en de circulaire en inclusieve economie vorm te geven. Een langetermijnvisie voor 2050 en een tussendoel in 2030 alleen is niet genoeg. Deze transitie vraagt nu om doorzettingskracht en ruimte voor experimenteren en leren. De overheid moet stelling nemen en richting en ruimte geven door niet alleen met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, maar ook in samenwerking met burgerinitiatieven, stadsmakers en sociale ondernemers de transitie te versnellen. Het betrekken van deze onderstroom is essentieel voor de omslag naar de circulaire economie.

Auteurs Marleen Lodder en Charlie Spork werken bij de Dutch Research Instituut for Transitions (DRIFT). Dit onderzoeksinstituut is verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en verricht onderzoek en advies op het gebied van maatschappelijke transities naar duurzaamheid; in energie, mobiliteit, zorg, voedsel en waterbeheer, maar ook in wijken, regio’s en gebieden. 

Foto bovenaan: De uiterste posities voor bedrijven in de transitie naar de circulaire economie (bron: Ondernemen in de circulaire economie, 2014)

Deel dit artikel

permalink