Energiearmoede in Nederland: Koken of Stoken?

Duizenden Nederlandse gezinnen zullen de komende jaren moeten kiezen: eten kopen voor hun gezin of de verwarming aan in huis. Nu al is er sprake van energiearmoede, door een combinatie van hoge energieprijzen, lage inkomens en slecht geïsoleerde huizen.

RWE-topman Peter Terium (1) waarschuwde dit voorjaar al dat de energierekening voor mensen met een laag inkomen onbetaalbaar wordt. Woningcorporaties staan niet allemaal te springen om hun goedkope woningen te verbeteren, huiseigenaren met een laag inkomen kunnen het niet betalen en de rijksoverheid maakt het probleem alleen maar groter met voorgenomen extra energiebelastingen (2), bovenop de stijgende prijzen.

 

In schril contrast daarmee staat de geringe politieke aandacht die het beslag van energiekosten op het huishoudbudget krijgt in Nederland. Elders in Europa is dat anders. In Groot-Brittannië, waar dit fenomeen is onderzocht, vallen naar schatting nu al jaarlijks 2.700 doden doordat mensen in een te koud huis wonen (3). Dat leidt tot gezondheidsproblemen, zoals infecties aan de luchtwegen of hart- en vaatziekten, die uiteindelijk fataal kunnen zijn. Ook ontstaan gevaarlijke situaties doordat mensen alternatieven zoeken, zoals het verwarmen van de woning met een potkachel en hout. Armoede kan bovendien leiden tot sociale onrust; mensen komen in opstand tegen zowel de energiebedrijven als hun verhuurders.

Armoede neemt toe

Er is geen reden om aan te nemen dat de situatie in Nederland beter is. De armoede in ons land neemt volgens het Armoedesignalement van het Sociaal Cultureel Planbureau en het CBS toe. Stroom- en aardgasprijzen in Nederland liggen vlakbij het Europees gemiddelde (4). Beide stijgen –met de olieprijzen- het laatste halfjaar. Het probleem wordt de komende jaren groter, doordat de energieprijzen de pan uit blijven rijzen, zowel autonoom als door allerlei extra heffingen.

Inmiddels zijn er onder meer in Rotterdam en Oost-Friesland woningen waar mensen evenveel betalen aan huur als aan energiekosten. Dit komt uiteraard doordat de aller goedkoopste huurwoningen vaak van slechte kwaliteit zijn, niet of nauwelijks zijn geïsoleerd en mede daardoor tot hoge stookkosten leiden.

Huurders zijn nog net iets meer kwijt aan energie dan bezitters van koopwoningen. Toch zijn ook die niet echt goed af. Ongeveer de helft van de woonlasten van koopwoningen in Nederland bestaat uit hypotheek en de andere helft uit bijkomende woonlasten. Van de bijkomende woonlasten bestaat de helft weer uit kosten voor energie en water. Huiseigenaren met een laag inkomen hebben meestal geen geld om de woning te verbeteren en krijgen daarvoor ook geen lening bij de bank.

 

Rol woningcorporaties

Als het om energielasten gaat, nemen woningcorporaties een nogal divers standpunt in. Ongeveer de helft verwijst naar het energiebedrijf, de andere helft ziet wel een rol voor zichzelf. Een van de belangrijkste programma’s hierbij is ‘Meer met minder’. Dit programma uit 2007 omvat plannen om tot 2020 circa 250.000 woningen en gebouwen per jaar te verbeteren. In de praktijk blijkt de uitvoering van deze plannen echter sterk achter te lopen. Veelgenoemd obstakel vormt de zogeheten ‘split incentive’, waarbij de corporatie moet investeren, maar de huurder de voordelen geniet.

In België is daar wat op gevonden: in het nieuwe huurprijsbeleid speelt energie een nadrukkelijke rol. Naast het inkomen van de huurder, de grootte van zijn gezin en de marktwaarde van de woning, wordt vanaf 2013 een energiecorrectie ingevoerd. Wie noodgedwongen in een slecht geïsoleerde woning woont, krijgt een korting op de huur. Omgekeerd kan de corporatie die investeert in energiebesparing daarvoor een toeslag op de huur vragen, als daardoor de energierekening van de bewoners daalt.

Zo’n bonus-malussysteem zou ook in Nederland de verbetering van huurwoningen kunnen stimuleren. Nog belangrijker om uit de impasse te komen, is dat we als maatschappij niet meer alleen kijken naar de investeringskosten, maar gaan denken in termen van de kosten van de totale levenscyclus van een woning. De belangen van huurders en verhuurders zijn bij elkaar te brengen door te focussen op de totale woonlasten. Hierbij maken de partijen afspraken bij renovatie van de woning. Door de woning te verduurzamen, gaan de bewoners weliswaar meer huur betalen, maar zijn ze minder kwijt aan energiekosten, terwijl de woning comfortabeler wordt. Voor de verhuurder betekent dit méér huurinkomsten en daarmee een betere business case.

 

Rol van de vastgoed en bouwbranche

De vastgoed- en bouwsector kan bijdragen aan de oplossing door voortdurend betaalbare, duurzame maatregelen die energie besparen toe te passen en daarmee de woonlasten voor de consument te beperken. Niet alleen in nieuwbouw, maar zeker ook bij de renovatie van bestaande woningen. Wat we moeten gaan beseffen is dat energiearmoede niet alleen een sociaal probleem is. Het is ook niet uitsluitend een bouw- of installatietechnisch probleem. En het is zeker ook méér dan een financieringsprobleem. Het is een schoolvoorbeeld van een integraal probleem, dat een integrale oplossing vergt. Daarin kunnen bouw- en installatiebedrijven een actieve rol spelen door de noodzakelijke kennis en ervaring met integrale projecten beschikbaar te stellen en de regie te nemen bij het formuleren van energiezuinige concepten voor opdrachtgevers.

 

  1. http://www.ad.nl/ad/nl/1100/Consument/article/detail/3275926/2012/06/23/Energierekening-onbetaalbaar-voor-lage-inkomens.dhtml
  2. http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0540-Belasting-op-energie.html?i=15-24
  3. http://www.decc.gov.uk/assets/decc/Statistics/fuelpoverty/1_20091021091505_e_@@_UKFuelPovertyStrategy7AnnReport09.pdf
  4. Eurostat tweede helft 2011

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Robert Koolen