Ongevraagd advies aan Mark en Diederik – Deel 1: Werk aan de tussenschaal!

In deze tijd van politieke wisseling kunnen we onze kans grijpen de sleutelfiguren een zetje in duurzame richting te geven.

Van Diederik Samsom is genoeglijk bekend dat zijn hart bij duurzame ontwikkeling ligt, maar hij kan die ambitie uit het oog verliezen in de voor ons, gewone burgers, verborgen strijd om het regeerakkoord en de ministerzetels. Mark Rutte schreef ooit mee aan het pamflet ‘Groen Rechts’, maar keerde zich daar in zijn vorige kabinet volledig vanaf. Het is dus de vraag of Mark zich – om bevriend te blijven met Diederik – weer verbindt met groene principes, of dat hij, om het conservatieve deel van zijn electoraat te plezieren, geen duimbreed toegeeft op milieuzaken. Als generatiegenoot ben ik zo vrij beide heren bij hun voornaam te noemen, dat had u al gemerkt.
Ondanks de uitkomst van de onderhandelingen ga ik Mark en Diederik ongevraagd advies geven. Daarbij focus ik primair op energie, nog steeds het meest urgente vraagstuk, want zonder energie ligt onze hele samenleving stil. Vandaag deel 1: Werk aan de tussenschaal!

De twee huidige schalen
Voor de invloed op duurzame energie is Nederland grofweg op twee schaalniveaus georganiseerd: de landelijke schaal of dat van het individu. Ons energiesysteem is ofwel gekoppeld aan landelijk (of zelfs continentaal) opererende krachtcentrales, ofwel (sinds kort) aan individuele initiatieven. Landelijk neigt soms naar regionaal (provincies) en individueel soms naar lokaal (buurten, wijken), maar het Grote Niemandsland ligt daartussen. En dat is nou net het slagveld waar de strijd om de duurzaamheid gewonnen of verloren gaat worden.

Nederland, de energie-exporteur
Van alle mogelijkheden die onze voorgaande regeringen ter beschikking hadden, hebben zij gekozen voor de grote schaal: nieuwe kolencentrales, en als de Franse investeerder even overheidssubsidie had gevangen ook nog een nieuwe kerncentrale. Dat daarmee vele duurzame economische initiatieven de nek zijn omgedraaid, hebben nog maar weinig mensen door. Vraag het echter producenten van innovatieve energiesystemen en glastuinbouwers – met hun WKK’s producent van een tiende van de Nederlandse stroomvraag – en u hoort de gevolgen van het scenario ‘Nederland als energie-exporteur’.
En dat terwijl we de nieuwe centrales helemaal niet nodig hebben, tenminste, nog niet. Met de zware nadruk op grootschalige systemen wordt de Nederlandse energievoorziening speelbal van de internationale handel in energie. Dat hoeft niet slecht te zijn, maar in dat spel zullen commerciële overlevingsscenario’s het winnen van de volhoudbare levering van betaalbare energie aan Nederlandse burgers. En indirect blijven we daarmee afhankelijk van het veel invloedrijkere wereldtoneel, waar olie uit Arabië en gas uit Rusland nog steeds de markt domineren. De afgelopen twintig jaar hebben frequent genoeg laten zien dat afhankelijkheid van deze en andere verre bronnen tot grote verstoringen kan leiden.

Het individu
Lokale projecten zijn nodig en leuk, en ze dienen individuele gevoelens van zelfvoorziening en onafhankelijkheid. In dat opzicht past het prima bij de individualistische maatschappij, die al bepalend is sinds eind jaren 80. Voor degenen die het zich kunnen veroorloven – en voor wie het technisch oplosbaar is – is zelfvoorziening een zegen; ook als die gepaard gaat met overschotten en tekorten die via warmte-koudeopslag en het stroomnet kunnen worden gebalanceerd. Het zal voor de netbeheerders en andere energieproducenten echter een nachtmerrie zijn als iedereen dit systeem van up- en downloaden oppakt: met de gelijktijdige gunstige of ongunstige omstandigheden voor zonne- en windenergie zullen pieken en dalen nationaal ongekende vormen aannemen. Dit kan alleen als het vaak genoemde megagrid meer dan continentaal is, zodat ook dag- en nachtverschillen kunnen worden uitgewisseld.
En deze kwestie staat nog los van de eenvoudige onmogelijkheid om in compacte steden individueel energieneutraal te worden. Daarvoor is namelijk simpelweg niet genoeg ruimte beschikbaar, nog los van ieders financiële beperkingen.

De tussenschaal
Nee, Mark en Diederik, het schaalniveau waarop duurzaamheid echt moet worden aangepakt is het schaalniveau waar zelfvoorziening ook het best kan worden bereikt; waar een goede balans bestaat tussen beschikbare ruimte en transportafstanden en waar voldoende sociale en economische participatie kan worden georganiseerd om zaken te regelen.
Over welke schaal heb ik het? Over de stad en zijn regio: de stadsmetropool of stadsregio.
Ja, ook landelijke streken zijn een prettige schaal, maar daar is zelfvoorziening een koud kunstje. Met meer dan de helft van de bevolking in immer groeiende steden worden stedelijke agglomeraties de uitdaging van de toekomst, op velerlei thema’s.
En het mooie is: daar kan het ook.

Haperingen
Moeten steden zich dan autistisch afzonderen van de landelijke energienetten?
Nee. Het gaat er alleen om dat steden meer zelfvoorzienend worden dan zij nu zijn. Naar schatting is een stad op energiegebied voor meer dan 98% afhankelijk van niet-duurzame toelevering, grotendeels van buiten. Deze afhankelijkheid van centrale systemen heeft al geregeld geleid tot haperingen in de toelevering: als gevolg van technische storingen (black-out krachtcentrale), ongelukken (helikopter in hoogspanningsmast), geforceerde afsluiting (Gazprom versus Oekraïne), natuurrampen (Fukushima) en terroristische aanslagen (Russische waterkrachtcentrale). En dan vergeten we even de effecten van marktprijsmechanismen en energie-oorlogen.

Veerkrachtige steden
Wereldwijd zijn onder wetenschappers ‘resilient cities’ – te vertalen als ‘veerkrachtige steden’ – een sleutelbegrip aan het worden. Het gaat om steden die klappen kunnen opvangen van diverse vormen van crises: een klimaatcrisis; een energiecrisis; een voedselcrisis en natuurlijk ook een financiële crisis. Veerkracht is een begrip uit de ecologie en is te omschrijven als het vermogen om na een verstorende gebeurtenis terug te keren naar een stabiele toestand. Dit kan op verschillende wijzen: robuustheid (een verstoring wordt afgeweerd); incasseringsvermogen (een klap wordt opgevangen zonder fatale schade); herstellend vermogen (herstel van schade is mogelijk); adaptatie (het systeem past zich aan); wij intelligente mensen kunnen daar het begrip anticipatie aan toevoegen. Dit laatste omhelst een goed begrip van te verwachten verstoringen en beschikbaarheid van adaptatiestrategieën om daar mee om te gaan. Wij weten redelijk goed welke crises de komende decennia ons pad kunnen kruisen, dus anticipatie is te organiseren.

Op naar de veerkrachtige stadsregio
Dit klinkt allemaal erg theoretisch, maar analoog aan een veerkrachtig ecosysteem kan een stadsregio werken aan veerkracht, waarmee een duurzame ontwikkeling wordt ingezet voor heel Nederland. Niet centralistisch, niet individualistisch, maar ertussenin, verbonden met centrale netwerken enerzijds en individuele eindgebruikers in het energiesysteem anderzijds.

Hoe dat stapsgewijs kan? Tja, Mark en Diederik, jullie weten dat je nooit alle kruit moet verschieten. De mogelijke aanpak van energetisch veerkrachtige steden bespreek ik daarom de volgende keer. Wacht dus nog even met de definitieve versie van het regeerakkoord…

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door TU Delft