Amsterdamse School 2.0

Levensduur, life-cycle, losmaakbaarheid en duurzaamheid; het langetermijndenken staat weer helemaal centraal in de architectuur. We zijn ons er meer dan ooit van bewust dat we de toekomst aan het vormgeven zijn en daarmee een grote verantwoordelijkheid dragen ten aanzien van de ecologische footprint van bouw, onderhoud en gebruik van gebouwen en steden. 

Foto boven: Museum Het Schip in Amsterdam, gewijd aan de architectuurstijl De Amsterdamse School

tekst: Hermen Jansen

Zaken als de embodied energy van materialen en de losmaakbaarheid van details zijn daarin cruciaal, maar het begint in de eerste plaats bij het vormgeven van een waardevolle fysieke omgeving. De meest robuuste vorm van waardebehoud is immers gelegen in een toekomst waarin men over 100 jaar net zo houdt van wat wij nu bouwen, als wij houden van de gebouwde omgeving die dateert uit de jaren 20 van de afgelopen eeuw.

Optimistische architectuur

Flashback 100 jaar terug. De Amsterdamse School is op zijn hoogtepunt, terwijl Nederland in transitie verkeert. Zo verdubbelt de bevolking tussen 1900 en 1935 en verandert binnen enkele decennia zo’n beetje de hele samenleving: op gebied van technologie, mobiliteit, economie, enzovoort. Ontwerpers, architecten, stedenbouwkundigen en bestuurders werken onverbloemd aan het vormgeven van een nieuwe, betere maatschappij. Dit leidde tot de realisatie van gebouwen, bouwblokken en publieke ruimtes met radicaal nieuwe vormgeving en bijzondere materiaal innovatie. Vaak waren het woningbouwverenigingen die bouwden aan een betere toekomst en huisvesting van de arbeiders, maar ook scholen en andere instellingen bouwden met een publieke missie die doordrongen was van positiviteit.

Waarom deze geschiedenisles? Om verschillende redenen. Ten eerste is deze optimistische architectuur, cultuur en technologie van 100 jaar geleden een inspiratie voor de transitieperiode waarin we nu zitten. Culturele uitingen, ontwerpend onderzoek en architectuur kunnen ook nu onze nieuwe tijd representeren en ‘beleefbaar’ maken. Niemand is zo naïef om te denken dat de veranderingen waar we nu voor staan geen ‘pijn’ gaan doen. Het is juist de komende jaren cruciaal om pessimisme en nostalgie dat hierdoor op de loer ligt tegen te gaan. Een gedeelde ‘school’ om juist in samenhang de voordelen en mogelijkheden van de nieuwe tijd te realiseren, zou hiervoor ideaal zijn. Ook het initiatief van Ursula von der Leyen voor een Bauhaus 2.0 gaat precies hierover. In wat voor verband, stijl of schaal we ook beginnen: laten we ervoor zorgen dat de wijken en steden die we de komende jaren gaan bouwen en transformeren weer de culturele dragers van een duurzame toekomst worden.

Tijd voor een goed gesprek

Een tweede reden om eens terug te kijken naar de geschiedenis is dat het belangrijk is je te realiseren dat de gebouwde omgeving van 100 jaar geleden ook bepaald niet zonder slag of stoot is ontstaan. Anno 2020, waarin bouwkosten, opdrachten en honoraria maar al te vaak onder druk staan, is het óók voor architecten makkelijk om weemoedig terug te verlangen naar het vroeger waarin ‘alles beter’ was (en bouwkosten denkelijk lager). Maar let wel, exact diezelfde problematiek speelde 100 jaar geleden ook. Zo is nagenoeg heel Plan Zuid in Amsterdam tot stand gekomen door superefficiënte, gestandaardiseerde woningplattegronden toe te passen. Architecten werden enkel ingehuurd voor het ontwerp van de gevels.

Geen reden dus om het verleden te romantiseren. Ook met een minimale opdracht hebben ontwerpers stadsdelen en publieke ruimtes weten te realiseren, die wij nog steeds zien en/of waarderen als echte gesammtkunstwerken. Toch komen veel nieuwbouwwijken van de afgelopen decennia niet in de buurt van de kwaliteit van Plan Zuid: met een hoge dichtheid, rijk gedetailleerde gevels en veel groen. De hoogste tijd dus voor een goed gesprek tussen beleidsmakers, bouweconomen en architecten.

Traditie

Tot slot een laatste interessante link tussen heden en 100 jaar geleden. Op de uitstekende website van Museum Het Schip staat het volgende te lezen over een bouwblok uit 1923 aan de Amstelveenseweg in Amsterdam: “Om de bouwkosten te drukken werd besloten het bouwmateriaal te betrekken via het Centraal Bureau Bouwmaterialenvoorziening (CBV), dat door het rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de stad Amsterdam was opgericht in antwoord op de speculatieve bouwprijzen.” Voor mij was dit citaat een interessante eyeopener. In Nederland hebben we dus al een lange traditie met strategisch nadenken over grondstoffen en bouwmaterialen!

Dit geeft hoop voor een toekomst waarin regionale grond- en reststoffendepots georganiseerd moeten worden. De driehoek van lokale (biobased) grondstoffen, demontage van bestaande voorraad en nieuwbouw zal in deze logistieke hotspots samenkomen en daarmee een circulaire economie mogelijk maken. Veel gemeenten zijn al op de een of andere manier bezig met dit soort initiatieven. Laat hen vooral inspiratie putten uit de disruptieve methoden die ook door de overheid zelf in het verleden zijn ingezet!

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door VenhoevenCS architecture+urbanism