'Circulaire economie niet relevant bij musea'

Als het maatschappelijk cultureel vastgoed – zoals musea – betreft, dan gaat de circulaire-economiegedachte aan de deur van architect Hans van Heeswijk voorbij. “Ik hoop dat onze ontwerpen er over 200 jaar nog staan. Dat kan alleen als je tijdloos, flexibel en degelijk bouwt: niet alleen wat betreft ontwerp, maar ook wat betreft materiaalgebruik.”

Het Amsterdamse architectenbureau was de afgelopen jaren bij meerdere prestigieuze projecten betrokken, waaronder het Mauritshuis in Den Haag en het Museum MORE in het Gelderse Gorssel.

In Den Haag werden twee monumentale panden ondergrond met elkaar verbonden: het oorspronkelijk zeventiende-eeuwse Mauritshuis en het voormalige hoekpand van Sociëteit de Witte (na heropening omgedoopt tot Royal Dutch Shell Vleugel) aan de overzijde van de straat. In Gorssel werd het gemeentehuis uit 1914 uitgebreid met een moderne ‘vleugel’.

Beschermde monumenten

Zowel de panden in Den Haag als het pand in Gorssel zijn beschermde monumenten. In het geval van het Mauritshuis gaat het om een rijksmonument. In Gorssel betreft het een gemeentelijk monument. “Bij het Mauritshuis was er maar weinig ruimte om het pand aan de buitenkant aan te passen. Een logische gedachte is dan om de grond in te gaan. In Gorssel was die mogelijkheid er wel. We hebben daar gekozen voor het contrasterend effect wat betreft ontwerp en uitstraling, maar bij de keuze voor materialen zijn we juist heel terughoudend gebleven”, vertelt Van Heeswijk.

Flexibel bouwen met heldere structuur

Wat maatschappelijk cultureel vastgoed onderscheidt van ander vastgoed is, wat Van Heeswijk betreft de tijdloosheid en, daaraan gekoppeld, het materiaalgebruik. “In het geval van het Mauritshuis en Museum MORE renoveer je oude monumentale panden met als uitgangspunt dat ze er over een paar honderd jaar nog staan. Dat betekent bijvoorbeeld dat je flexibel bouwt met een heldere structuur. Je weet immers niet hoe de museumwereld zich ontwikkelt over 50 of 100 jaar. Het museumbezoek groeit nu nog jaarlijks, maar er kan een tijd komen waarbij de bezoekersaantallen teuglopen. Daarnaast kunnen de activiteiten van een museum in de loop der jaren veranderen. Nu zijn het nog musea in de klassieke zin van het woord: kijken naar kunstobjecten. Dat kan zo maar veranderen. In veel musea zie je al meer dynamiek met aanvullende activiteiten voor het publiek. Misschien worden het wel veel meer ontmoetings- of doeplekken. In het ontwerp probeer je nu al wat rekening te houden met deze ontwikkelingen. Simpelweg komt het er op neer dat we de cascovorm in beide gebouwen als uitgangspunt hebben genomen. Inpandig hebben we gestreefd naar maximale vrijheid. Dus flexibele wanden die eventueel eenvoudig te verplaatsen zijn. De Royal Dutch Shell Vleugel zo ingericht dat de zalen ook eenvoudig zijn aan te passen voor lezingen en recepties. De wanden zijn eenvoudig te verplaatsen en in de vloeren zijn aansluitingen gemaakt voor netwerkverbindingen.”

Het Mauritshuis is ondergronds verbonden met het pand aan de overzijde van de straat. (foto: Luuk Kramer)

De voorkeur van Van Heeswijk voor natuurlijke materialen zoals hout, glas en steen paste exact in het beeld dat het Mauritshuis had van de beoogde uitstraling. “Naast sfeer en uitstraling hebben we bij de materiaalkeuze ook gekeken naar duurzaamheid en slijtvastheid van de materialen in verband met de grote hoeveelheden bezoekers”, vertelt zakelijk directeur Victor Moussault van het Mauritshuis. “Onze keuze is niet bepaald door de vraag of het materiaal eventueel in een later stadium in aanmerking komt voor hergebruik. Ik ben van mening dat die vraag voor ons museum niet relevant is.”

Moussaults redenatie paste exact in het plaatje van Van Heeswijk. Ook hij koos voor materialen die passen bij zijn visie op maatschappelijk (cultureel) vastgoed. “Degelijk en robuust en niet te modieus. Contrasteren mag, zoals bij het museum in Gorssel, maar op een ingetogen manier met degelijke en tijdloze materialen.”

Bestand tegen vele bezoek

Van Heeswijk noemt het bewust eigentijds en juist niet modieus. “We maken altijd gebruik van hoogwaardige materialen. Het materiaal moet er in zijn verschijningsvorm netjes uitzien en bestand zijn tegen het vele bezoek. Daarnaast moet het ook eenvoudig te onderhouden en te reinigen zijn. Daarbij speelt hergebruik in principe geen rol. Dat is ook reden dat ik in dit geval niet zo heel veel kan met de circulaire-economiegedachte. Als ik voor dit soort panden ontwerpen maak, dan doe ik dat niet met de gedachte dat de panden over 40 jaar weer ontmanteld moeten worden.”

Foto: Met dank aan de flexibele inrichting kan het museum op termijn worden aangepast aan een veranderende functies, activiteiten of bezoekersaantallen. (Foto: Luuk Kramer, Imre Csány/DAPh)

Een uitgebreide versie van dit artikel is verschenen in Duurzaam Gebouwd Magazine #31.

Deel dit artikel

permalink

 

 

Meer door Gerrit Tenkink

Meer nieuws uit Den Haag ('s Gravenhage), Zuid-Holland