Het kan anders: kostendelersnorm

Voor alweer de zesde keer gaat Hans Hidden in op de kansen en regels rond woonwerkunits. Hij pleit voor de bouw van meerlaagse woonwerkgebouwen voor werkondernemers, waar wonen en werken ruimtelijk aan elkaar gekoppeld zijn. Hoe zit het daarbij met de kostendelersnorm? Lees deel 6 uit de serie ‘Het kan anders’.

De kostendelersnorm is door de centrale overheid ingevoerd om het sociale vangnet, financieel gezien, te verduurzamen. Met betrekking tot de volkshuisvesting gaat het om het delen van de voordeur. Hoe meer volwassen bewoners op één adres permanent staan ingeschreven, hoe kleiner het gemiddelde sociale vangnet per volwassen bewoner is. Niet alle bewoners op één adres tellen overigens mee.

Deze regeling is louter ingevoerd om de rijksbegroting niet te laten ontsporen. Het aspect woongenot is er niet in meegewogen. Woongenot lijkt een relatie te hebben met het netto vloeroppervlak. Zelfs zonder intensief thuiswerken is het zeer aannemelijk om te veronderstellen dat bij een relatief klein netto vloeroppervlak en bij meer bewoners achter één voordeur er minder woongenot wordt ervaren.

Het lijkt mij daarom niet onredelijk om bij het hanteren van de kostendelersnorm een ondergrens te hanteren van ongeveer 30 vierkante meter netto vloeroppervlak per volwassen bewoner. In de Randstad is deze grootte bij (ver)nieuwbouw meer regel dan uitzondering. Wordt het niet tijd om naast de woonunit een werkunit met eigen voordeur te gaan realiseren?

Kostwinnerschap & functies scheiden

Hoe is dit alles zo ontstaan? Eind jaren 50 veranderde het arbeidsrecht. De tweeverdiener was geboren. Voorafgaand daaraan stimuleerde de overheid het kostwinnerschap. De mannelijke echtgenoot diende buitenshuis als kostwinner te werken, de vrouw zorgde voor het huishouden en de kinderen. Er was een duidelijke taakverdeling, waarbij de man het inkomen voor het hele gezin vergaarde. Het kostwinnerschap paste goed bij het streven om wonen en werken van elkaar te scheiden en dat sloot perfect aan bij het stedenbouwkundig concept van 'functies scheiden'.

Het combineren van wonen en werken had later, in de jaren 80, nog steeds geen prioriteit. Woonunits boven winkels werden toen met subsidie omgevormd tot bedrijfsruimten. Dit mede door de invoering van de Wet op de Investeringsrekening (WIR). Het combineren van wonen en werken kwam zo verder op de helling te staan. Nu staan mannen én vrouwen in de file. En gaan binnenkort ieder naar de eigen voordeur, want een calculerende overheid creëert calculerende werkondernemers.

Scenario

Laten we kijken naar de levensloopbestendigheid in het volgende scenario. We nemen twee aparte woonwerkunits, aan elkaar gekopppeld, waarbij iedere unit een minimaal netto vloeroppervlak heeft van 60 vierkante meter. Bij aanvang huurt een jonge, alleenstaande werkondernemer de twee woonwerkunits, één voor wonen en één voor werken. Al snel gaat hij of zij samenwonen in de woonwerkunit voor wonen.
Bij twee inkomens wordt er vervolgens gekozen voor koop van beide units en tevens voor het stichten van een gezin. De volwassen kinderen gaan later, tijdelijk wonen in de woonwerkunit voor werken. Achter een eigen voordeur. Na een tijd verhuizen de kinderen, de ouders pensioneren en verhuren deze, nu ontkoppelde woonwerkunit aan één of twee verzorgers voor zorg op afspraak.

De woonwerkunit voor werken is onderdeel gebleven van het verdienvermogen van de twee partners. Dit is zeer welkom. Bejaardentehuizen zijn immers opgeheven en via variabele koopsompolissen bouwen veel gepensioneerde werkondernemers onvoldoende pensioen op. Er zijn natuurlijk ook andere scenario’s denkbaar, zoals dat van living apart together zonder kinderen.

Naast het verhuren van woonwerkunits kunnen deze ook verkocht worden. De betrokken, toegelaten instelling kan met de daarbij ontvangen gelden zich weer inkopen op de vastgoedmarkt om zo haar doelgroep te kunnen blijven bedienen. Dit gecombineerd met sociale nieuwbouw, wanneer Brussel het toelaat.

Objectsubsidie

Waarom zou je ook niet grond plus opstallen inkopen met een objectsubsidie, hetgeen uiteindelijk resulteert in minder subjectsubsidies? Nadeel van een subjectsubsidie is immers het belastingtechnische gedoe met voor- en nacalculatie. Een objectsubsidie is een subsidie die wordt verstrekt op grond van de kenmerken van het te subsidiëren gebouw. De subjectsubsidie wordt verstrekt op basis van de kenmerken van de eigenaar of bewoner. Door meer nadruk te leggen op objectsubsidies kunnen een aantal subjectsubsidies worden afgebouwd en kan het verdienvermogen van werkondernemers worden ontzien, ook bij het delen van een voordeur.

Werkondernemers mogen, gelijk de overheid, calculeren. De kostendelersnorm is een extra reden om iedere woonwerkunit een eigen voordeur met huisnummer te geven. Huisnummerregistratie is daarom het volgende onderwerp in deze blogreeks.

Lees meer over de voorstellen van Hans Hidden in deze artikelen:
deel 1 - Het kan anders
deel 2 - Het kan anders: financiering
deel 3 - Het kan anders: parkeernormen
deel 4 - Het kan anders: verkavelen
deel 5 - Het kan anders: bestemmingsplannen

Tekst: Hans Hidden (foto onder)
Foto: Shutterstock

Deel dit artikel

permalink